Lessen Poëzie -SE fictie deel 1+2

theorie + oefeningen

zelf verdelen over 3 lessen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

theorie + oefeningen

zelf verdelen over 3 lessen

Slide 1 - Tekstslide

Poëzie

Slide 2 - Tekstslide

Lees dit gedicht van Edward van de Vendel.

Waaraan zie je dat dit een gedicht is? 

Slide 3 - Tekstslide

Lees dit gedicht van 
Bette Westra

Waaraan zie je dat dit een gedicht is? 

Slide 4 - Tekstslide

Waaraan herken je
een gedicht?

Slide 5 - Woordweb

Aantekening 1
Zin
Alle woorden van hoofdletter tot punt.

Regel
Alle woorden op een regel. Hoeft niet met een hoofdletter te beginnen of te eindigen met een leesteken.
Strofe
De regels in een gedicht die bij elkaar horen.
Tussen de strofen is een regel overgeslagen.
Distichon-strofe van 2 regels
Terzet-strofe van 3 regels
Kwatrijn-strofe van 4 regels

Slide 6 - Tekstslide

noteer: ... regels
... strofes

Slide 7 - Open vraag

noteer: ... distichons
... terzinen
... kwatrijnen

Slide 8 - Open vraag

Aantekening 2
homoniem
Een woord dat meerdere betekenissen heeft. In gedichten wordt er vaak gebruik van gemaakt.
Je gezicht
is je eigen weerbericht
als je in de spiegel kijkt
kun je je eigen bui al zien hangen
klassikale vraag:
welke dubbele betekenis zie je? Leg uit.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Aantekening 3
beeldspraak/vergelijking
praten met beelden. De dichter gebruikt een beeld om iets uit te leggen: je bent (als) de zon in mijn leven

personificatie
Een menselijke eigenschap geven aan dingen: de bomen fluisteren zachtjes in mijn oor
metafoor
Je vergelijkt iets, maar je noemt alleen de vergelijking:
wat een zwijnenstal is het hier

Slide 11 - Tekstslide

Welke twee betekenissen kan het
homoniem 'schept' in de 3e strofe hebben?

Slide 12 - Open vraag

Er is een woord dat 3x rijmt.
Welk woord is dat?

Slide 13 - Open vraag

Aantekening 3
alliteratie beginrijm 
Als woorden die bij elkaar staan met dezelfde klank beginnen:
Heerlijk helder Heineken

assonantie klankrijm
Woorden met dezelfde klank in de buurt van elkaar:
slappe - platte
vroege - coole 
eindrijm
het laatste woord van een regel rijmt op het laatste woord van een volgende regel: 
ik heb een ochtendhumeur
mijn moeder zegt dat ik zeur

Slide 14 - Tekstslide

Bekijk de volgende video
Let op de klanken...
hoor je hoe er gebruik gemaakt wordt van
beginrijm
assonantie
eindrijm
?
Wat is het effect? 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Lees dit gedicht en
noem drie voorbeelden van:
alliteratie

Slide 17 - Open vraag

Noem een voorbeeld van:
assonantie

Slide 18 - Open vraag

Noem drie voorbeelden van:
eindrijm

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

les 2

Slide 21 - Tekstslide

Aantekening 4
enjambement
De dichter bepaalt waar de regel wordt afgebroken. Het einde van de regel valt soms niet samen met een natuurlijke pauze in de zin of met het einde van de zin.
Gevolg: nadruk, verrassing, op het verkeerde been, dubbele betekenis
ik heb nog nooit een boek gelezen
met als hoofdpersoon een dier

Slide 22 - Tekstslide

Leg uit dat je door het enjambement op
het verkeerde been wordt gezet.

Slide 23 - Open vraag

Aantekening 4
metrum- ritme
de regelmatige afwisseling van sterker en zwakker beklemtoonde (of onbeklemtoonde) lettergrepen. Traditionele poëzie is bijna altijd metrisch, moderne (vrije) poëzie meestal niet. Wanneer je een versregel hardop leest, wordt snel duidelijk welke lettergrepen beklemtoond zijn.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Aantekening 5
ironie
Ergens mee spotten, bijvoorbeeld door het tegenovergestelde te zeggen of te overdrijven.
parodie
Iets belachelijk maken door het na te doen.
Open je boek op pag. 136

We lezen én bespreken 
ze samen

Slide 26 - Tekstslide

Toegift
Synoniemenrap
van Osdorp Posse

Origineel Amsterdams

Slide 27 - Tekstslide

les 3

Slide 28 - Tekstslide

 kennisquiz
NOG AFMAKEN

Slide 29 - Tekstslide

Een verhaal in romanvorm
A
poëzie
B
proza
C
drama
D
literatuur

Slide 30 - Quizvraag

ironie
A
iets belachelijk maken
B
iets bespotten

Slide 31 - Quizvraag

een strofe van 4 regels
A
distichon
B
terine
C
kwartet
D
kwatrijn

Slide 32 - Quizvraag

a-b-b-a
A
gekruist rijm
B
omarmend rijm

Slide 33 - Quizvraag

een gedicht bestaat uit meerdere zinnen die soms rijmen
A
goed
B
fout

Slide 34 - Quizvraag

de wolken schoven boven ons voorbij
A
aliterratie
B
assonantie

Slide 35 - Quizvraag