Omdat investeren in het bedrijfsleven verplicht is.
Slide 5 - Quizvraag
De opbrengst is € 7.890. De kosten bedragen € 6.780. Is er sprake van winst of verlies? Hoeveel euro?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
De volledige berekening
Bij een opdracht (vraag) die begint met “bereken” moet je een volledige berekening maken.
De volledige berekening bestaat altijd uit 4 onderdelen.
De formule
De gegevens
De som
De antwoordzin
De formule staat in je boek, je classroom, bij de vraag of op je toets.
De formule moet je soms wel ombouwen en je moet de goede formule uitzoeken die bij je vraag hoort.
Voor het ombouwen van een formule krijg je nog een andere uitleg.
Noteer de formule altijd, het levert een punt op bij een toe
Slide 8 - Tekstslide
Stappen mbt formule
Formule opschrijven
(Formule herschrijven)
Formule invullen
Uitrekenen
Antwoord geven
Slide 9 - Tekstslide
Formule ombouwen
6 = 2 x 3
6 : 2 = 3
6 : 3 = 2
totale productiekosten = aantal producten x kostprijs per product
6
2
3
aantal producten = totale productiekosten ... kostprijs per product
2
6
3
=
=
x
?
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 7a
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
De productiekosten voor één auto waren € 8.000.
Bereken hoeveel de productiekosten vorig jaar zijn geweest.
Tip: Welke formule heb je hiervoor nodig?
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 7a
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
De productiekosten voor één auto waren € 8.000.
Bereken hoeveel de productiekosten vorig jaar zijn geweest.
Tip: Welke formule heb je hiervoor nodig?
Formule:
totale productiekosten = aantal auto's x kostprijs per auto
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht 7a
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
De productiekosten voor één auto waren € 8.000.
Bereken hoeveel de productiekosten vorig jaar zijn geweest.
120.000 x € 8.000 = € 960.000.000
Formule:
totale productiekosten = aantal auto's x kostprijs per auto
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht 7b
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
De productiekosten voor één auto waren € 8.000.
Bereken hoeveel de productiekosten vorig jaar zijn geweest.
Dit jaar produceert Citroën evenveel auto’s. De productiekosten stijgen naar € 972 miljoen.
Bereken de nieuwe kostprijs per auto.
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 7b
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s.
Dit jaar produceert Citroën evenveel auto’s. De productiekosten stijgen naar € 972 miljoen.
Bereken de nieuwe kostprijs per auto.
Formule:
totale productiekosten : aantal auto's = kostprijs per auto
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 7b
Citroën maakte vorig jaar 120 000 auto’s. Dit jaar produceert Citroën evenveel auto’s. De productiekosten stijgen naar € 972 miljoen. Bereken de nieuwe kostprijs per auto.
€ 972.000.000 : 120.000 = € 8.100
Formule:
totale productiekosten : aantal auto's = kostprijs per auto
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 8a
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000.
Bereken de kostprijs per tas.
Hoe bereken je dat?
Wat is de formule?
Slide 17 - Tekstslide
Opdracht 8a
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000.
Bereken de kostprijs per tas.
Formule invullen
Formule:
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht 8a
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000.
Bereken de kostprijs per tas.
€ 209.000 = 22.000 x kostprijs per tas
kostprijs per tas =
Formule:
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht 8a
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000.
Bereken de kostprijs per tas.
€ 209.000 = 22.000 x kostprijs per tas
kostprijs per tas = € 209.000 : 22.000 = € 9,50
Formule:
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 8b
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. De productiekosten bedragen € 209.000. Dankzij de aanschaf van nieuwe machines dalen de productiekosten naar € 195.800. Bereken de nieuwe kostprijs per tas.
Hoe bereken je dat?
Wat is de formule?
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht 8b
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. Dankzij de aanschaf van nieuwe machines dalen de productiekosten naar € 195.800. Bereken de nieuwe kostprijs per tas.
Formule invullen
Formule:
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht 8b
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. Dankzij de aanschaf van nieuwe machines dalen de productiekosten naar € 195.800. Bereken de nieuwe kostprijs per tas.
€ 195.800 = 22.000 x kostprijs per tas
kostprijs per tas =
Formule:
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas
Slide 23 - Tekstslide
Opdracht 8b
Tassenfabrikant Westpack produceert in een week 22.000 tassen. Dankzij de aanschaf van nieuwe machines dalen de productiekosten naar € 195.800. Bereken de nieuwe kostprijs per tas.
€ 195.800 = 22.000 x kostprijs per tas
kostprijs per tas = € 195.800 : 22.000 = € 8,90
Formule:
totale productiekosten = aantal tas x kostprijs per tas
Slide 24 - Tekstslide
Opdracht 9a
Drukkerij Interbook drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek.
Bereken de totale productiekosten.
Formule:
totale productiekosten = aantal boeken x kostprijs per boek
Slide 25 - Tekstslide
Opdracht 9a
Drukkerij Interbook drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek.
Bereken de totale productiekosten.
800 x € 3,20 = € 2.560
Formule:
totale productiekosten = aantal boeken x kostprijs per boek
Slide 26 - Tekstslide
Opdracht 9b
Drukkerij Interbook drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.
Wat moet je eerst berekenen voordat de formule compleet is?
Formule:
totale productiekosten = aantal boeken x kostprijs per boek
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht 9b
Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.
Wat is de kostprijs van 1 boek? Maak een tabel.
Slide 28 - Tekstslide
opdracht 9b
Procent
100%
Bedrag in €
Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.
Wat is de kostprijs van 1 boek? Maak een tabel.
Tip: Waar komt je vraagteken? Wat weet je?
Slide 29 - Tekstslide
opdracht 9b
Procent
100%
85
Bedrag in €
3,20
?
Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.
Wat is de kostprijs van 1 boek? Maak een tabel.
Vraag: Waar komt de 1?
Slide 30 - Tekstslide
opdracht 9b
Procent
100%
1
85
Bedrag in €
3,20
?
Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.
Wat is de kostprijs van 1 boek? Maak een tabel.
Kostprijs van 1 boek = € 2,72
Slide 31 - Tekstslide
Opdracht 9b
Drukkerij Interbook drukt gemiddeld 800 boeken per week. Gemiddeld is de kostprijs € 3,20 per boek. Door de boeken op een andere manier te drukken, gaat de kostprijs per boek met 15% omlaag. Bereken de totale productiekosten.
800 x € 2,72 = € 2.176
Formule:
totale productiekosten = aantal boeken x kostprijs per boek
Slide 32 - Tekstslide
Opdracht 9b
2x3=6:6=1
2x3=6
6:6=1
2x3:6=1
Slide 33 - Tekstslide
Opdracht 16a
Bereken hoeveel de kosten van STU waren in het afgelopen jaar.
Tip: Wat is de formule?
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Opdracht 16a
Bereken hoeveel de kosten van STU waren in het afgelopen jaar.
Formule:
Opbrengst - kosten = winst
Slide 36 - Tekstslide
Opdracht 16a
Bereken hoeveel de kosten van STU waren in het afgelopen jaar.
Formule:
Opbrengst - kosten = winst
€ 210.000 -kosten = € 70.000
Kosten = ?
Slide 37 - Tekstslide
Opdracht 16a
Bereken hoeveel de kosten van STU waren in het afgelopen jaar.
Formule:
Opbrengst - kosten = winst
€ 210.000 -kosten = € 70.000
Kosten = € 210.000 - € 70.000 = € 140.000
Slide 38 - Tekstslide
Opdracht 16b
STU heeft in dat jaar 280 verschillende klussen uitgevoerd.
Bereken wat de kostprijs per klus was.
Wat is de formule?
Slide 39 - Tekstslide
Opdracht 16b
STU heeft in dat jaar 280 verschillende klussen uitgevoerd.
Bereken wat de kostprijs per klus was.
Formule:
Totale kostprijs : aantal = kostprijs per stuk
Vul in en reken uit.
Slide 40 - Tekstslide
Opdracht 16b
STU heeft in dat jaar 280 verschillende klussen uitgevoerd.
Bereken wat de kostprijs per klus was.
Formule:
Totale kostprijs : aantal = kostprijs per stuk
€ 140.000 : 280 = € 500
Slide 41 - Tekstslide
Je weet wat produceren is.
Je weet hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde.
Je weet wat productiekosten zijn.
Je kunt de kostprijs per product berekenen.
Je weet welke productiesectoren er zijn.
Leerdoelen 4.1
Slide 42 - Tekstslide
Je weet wat een ondernemer is. Je kent de drie productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is. Je weet wat concurrenten zijn. Je kunt winst berekenen.
Je weet wanneer een bedrijf verlies maakt
Leerdoelen 4.2
Slide 43 - Tekstslide
Toets Hoofdstuk 4 paragraaf 1 + 2 + rekenen
Huiswerk 6 april 2021
Slide 44 - Tekstslide
Nabespreking
Hoe is het gegaan? Wat ging goed? Wat vond je moeilijk? Welke vragen heb je nog?