Formuleren in vogelvlucht

Formuleren paragraaf 1 t/m 4
Dinsdag 2 maart 14.00 uur
Exam.net of fysiek op school
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren paragraaf 1 t/m 4
Dinsdag 2 maart 14.00 uur
Exam.net of fysiek op school

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
We nemen een deel van de formuleerfouten nog eens door.

Op verzoek behandelen we vooral nog de fouten met verwijswoorden, zinsbouwfouten, incongruentie en symmetrie. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hen/hun?
Hen: als het een lijdend voorwerp is of
NA een voorzetsel
Hun: Als het een meewerkend voorwerp is ZONDER voorzetsel ervoor

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste verwijswoord.
Omdat de agenten eisten dat ik mij zou legitimeren, toonde ik . . . mijn rijbewijs
A
hun
B
hen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

...toonde ik hun mijn paspoort

(=meewerkend voorwerp en er staat geen voorzetsel voor)
Ook goed zou zijn:
toonde ik aan hen mijn paspoort

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mijn zussen zijn heel grappig, maar ik zou nooit drie weken met . . . op vakantie gaan.
A
hun
B
hen

Slide 7 - Quizvraag

Met hen. Er staat een voorzetsel voor.
Ze zullen ook nu doen waar ze zin in hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aboutaleb is een burgemeester . . . de juiste toon weet te treffen wanneer hij relschoppers aanspreekt.
A
die
B
dat

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het team . . . ingreep bij de rellen wist precies hoe dat moest.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pas op voor de die-ziekte! Gebruik DAT bij onzijdige woorden
Verwijst het naar een de-woord of het-woord?

De man die boos is, de vrouw die boos is
Het meisje dat, het huis dat, het mannetje dat

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het beste . . . je kunt doen is goed opletten.
A
wat
B
dat

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het boek . . . ik las, vond ik erg goed.
A
wat
B
dat
C
die

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

dat of wat?
Wat verwijst naar:
  • overtreffende trap (het beste, het laatste, het stomste wat me is overkomen)
  • onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige wat ik wens)
  • een hele zin of een deel van een zin (Alle leerlingen zijn thuis en hebben nu online les, wat ze niet altijd leuk vinden)


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mannelijk of vrouwelijk?

het-woorden zijn onzijdig. Verwijs met het en zijn.  Kijk eens naar het huis en zijn ramen. Ik vind het mooi.

Let op: namen van landen, provincies, steden en clubs zijn ook het-woorden. Dus: Amsterdam en zijn grachten. Ajax en zijn beker.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De-woorden kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn.
Mannelijke de-woorden. Verwijs met hij, hem  en zijn. De wagen met zijn nieuwe motor rijdt snel. Hij haalt iedereen in.

Vrouwelijke de-woorden. Verwijs met zij, haar en haar. De tante met haar grijze knot is jarig. Ik feliciteer haar.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

M/V: hoe weet je of een de-woord vrouwelijk is?


Als het gaat om vrouwelijke personen (de secretaresse) of dieren (de reu, de merrie) is het duidelijk.

Aan sommige uitgangen kun je zien dat het vrouwelijk is. (-heid, -nis, -ing, -theek) Bestudeer dit lijstje in 7.2 goed.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De ondernemingsraad en . . . advies
A
zijn
B
haar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De gemeente Velzen heeft . . . besluit genomen
A
zijn
B
haar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik hou van de natuur en . . . rust
A
zijn
B
haar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

aan wie of waaraan? op wie of waarop?
Onthou:
Personen: voorzetsel + wie (die jongen met wie ik verkering heb)
Zaken/dingen: waar + voorzetsel (de auto waarin we reden)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat storende gedrag van Jannes, . . . steeds meer mensen zich ergeren, moet stoppen.
A
waaraan
B
aan wie

Slide 22 - Quizvraag

Verwijst niet naar Jannes maar naar het gedrag! Dus waaraan.
Zinsbouwfouten 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vertrouwenspersoon heb ik alles verteld, maar heb ik niet kunnen overtuigen van de ernst van de situatie.
A
incongruentie
B
foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking
D
losstaand zinsdeel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Foutieve samentrekking (7.2)
  • verschil in betekenis
  • verschil in vorm
  • verschil in grammaticale functie (volgende dia)
  • verschil in plaats ten opzichte van de persoonsvorm

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vertrouwenspersoon heb ik alles verteld, maar heb ik niet kunnen overtuigen van . . . 
De vertrouwenspersoon:
meewerkend voorwerp  - lijdend voorwerp

Grammaticale functie verschilt: dus dit is een foutieve samentrekking.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijna 90 procent van de relschoppers in Rotterdam zijn inmiddels opgepakt.
A
incongruentie
B
onjuiste inversie
C
geen symmetrie

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Incongruentie
Als het onderwerp enkelvoudig is moet de persoonsvorm dat ook zijn. Kijk hierbij naar de KERN!
Negentig procent van de relschoppers is   
Een op tien leerlingen is besmet.

Let op:    Media, softdrugs zijn meervoudige begrippen.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Schreeuwend van de pijn, werd haar enkel steeds dikker.




A
onjuiste inversie
B
onjuiste beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking

Slide 31 - Quizvraag

Niet de enkel schreeuwt het uit, maar het meisje/de vrouw
Ik denk dat als je goed hebt opgelet in december, je deze fout wel herkend.
A
Onjuiste inversie
B
dat/als constructie
C
incongruentie
D
zinnen ten onrechte samenvoegen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter dat/als constructies met de sleepmethode

Ik denk dat als je goed hebt opgelet in december, je deze fout  wel herkend.    

Verbeter de zin door de bijzin van voorwaarde, ofwel het zinsdeel dat begint met 'als' naar achter te slepen.
Ik denk dat je deze fout wel herkend als je . . .

Slide 33 - Tekstslide

Let op 'dat als' midden in een zin. Fout! Verbeter door stukje vanaf als ( de voorwaarde) naar achter te slepen.
Let op!
Ook dit zijn dat/als- constructies:

omdat als, omdat wanneer, omdat indien,

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan me voorstellen dat Hugo de Jonge de moed soms in zijn schoenen laat zakken.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie

Slide 35 - Quizvraag

De moed laten zakken
of de moed zonk hem in de schoenen.
9 Symmetrie
Bij opsommingen moet je zorgen voor dat de delen dezelfde opbouw en vorm hebben


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet een symmetrische zin eruit?

Ik ga elke dag sporten om af te vallen en om aan mijn conditie te werken.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen symmetrie
Hoe ziet een niet-symmetrische zin eruit?

Wat niet is inbegrepen, zijn de overige maaltijden, entreegelden, facultatieve excursies en wat u uitgeeft aan fooien.

Hoe kan je deze zin verbeteren?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen symmetrie
1. fouten in getal (enkelvoud-meervoud)
In plaats van de aanhang van de president gaan nu zijn politieke tegenstanders de straat op om te feesten.

2. Fouten in voornaamwoordelijke aanduiding
Wij adviseren u om op tijd te arriveren, omdat je anders in een lange wachtrij zal staan.

3. In grammaticale constructie
Wij stellen het bezoek aan de koning uit vanwege de aanhoudende protesten en omdat de koning griep heeft.  (woordgroep/bijzin

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verbeter:
Overmatig alcoholgebruik veroorzaakt ernstige verslaving en dat je hersencellen afsterven.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies