C1 Meer dan lezen (§ 2-6)

Goedemorgen 2V !
Graag jullie laptop openen
en inloggen voor deze LessonUp.
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen 2V !
Graag jullie laptop openen
en inloggen voor deze LessonUp.

Slide 1 - Tekstslide

Open je laptop en doe mee!

Slide 2 - Tekstslide

timer
0:30
Wat hebben we geleerd in Cursus 1?

Slide 3 - Woordweb

Vind het tekstdoel:
Wat wil de schrijver van de tekst bereiken?

Slide 4 - Tekstslide

Dat je vermaakt wordt
Dat je geïnformeerd wordt
Dat je weet hoe je iets moet doen
Dat je iets gaat doen
Dat je zijn mening overneemt
Amuseren
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Activeren

Slide 5 - Sleepvraag

Welk antwoord klopt?
A
Het onderwerp staat meestal in de inleiding
B
Het slot bevat nooit een conclusie
C
De hoofdgedachte is geen volledige zin
D
Het onderwerp staat nooit in de inleiding

Slide 6 - Quizvraag

Welk antwoord klopt?
A
Het onderwerp staat nooit in de inleiding
B
Een kernzin vind je vaak in de eerste of laatste zin van een alinea
C
Na de inleiding weet je nog niets over de tekst
D
Het onderwerp staat in het slot van de tekst

Slide 7 - Quizvraag

De hoofdgedachte is het belangrijkste wat in de tekst als geheel over het onderwerp gezegd wordt.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 8 - Quizvraag

Tekstverbanden

Een auteur brengt samenhang in zijn tekst aan
door verbanden te leggen. In een goede tekst hangen
woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Door te letten op verbanden kun je teksten beter begrijpen!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Bij een opsommend verband horen signaalwoorden als: al met al, daarom, concluderend, daarom, dus
A
Klopt niet
B
Klopt

Slide 11 - Quizvraag

Middels welk verband kan een schrijver gebeurtenissen in de
juiste tijdsvolgorde aangeven?
A
Samenvattend verband
B
Tegenstellend verband
C
Chronologisch verband
D
Opsommend verband

Slide 12 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een toelichtend verband
A
Inmiddels
B
Dat houdt in
C
Neem nou
D
Bovendien

Slide 13 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstellend verband
A
Daarna
B
Al met al
C
Vervolgens
D
Hoewel

Slide 14 - Quizvraag

Bij welk verband horen de signaalwoorden: 'Daarnaast, en, niet alleen..., om te beginnen, ten slotte'?
A
Samenvattend
B
Opsommend
C
Concluderend
D
Toelichtend

Slide 15 - Quizvraag

Om te, opdat, met behulp van, zodat.
Ook al, weliswaar, desondanks, hoewel.
Daarom, dus, dat houdt in, al met al.
Vanwege, waardoor, als gevolg van, dankzij.
Tenzij, mits, wanneer, als (... dan), indien.
Doel-middel
Toegevend
Concluderend
Voorwaardelijk
Oorzakelijk

Slide 16 - Sleepvraag

Echter, niettemin, maar, daarentegen,
hoewel, ondanks dat & toch?
A
Opsommend verband
B
Toegevend verband
C
Chronologisch verband
D
Tegenstellend verband

Slide 17 - Quizvraag

Met de signaalwoorden van welk verband zou de auteur een voorbeeld kunnen aankondigen in zijn tekst?
A
Voorwaardelijk verband
B
Toelichtend verband
C
Redengevend verband
D
Vergelijkend verband

Slide 18 - Quizvraag

Namelijk, dus, aangezien, want,
omdat, immers, dankzij & derhalve?
A
Voorwaardelijk verband
B
Vergelijkend verband
C
Redengevend verband
D
Toelichtend verband

Slide 19 - Quizvraag

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.

Mag ik even op pauze
mag ik even op freeze
mag de tijd even stoppen
zonder dat ik tijd verlies
mag ik heel even rust
ruimte voor een black-out
dan is het even niet goed
maar ook even niet fout

Slide 20 - Tekstslide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.


En door!

Slide 21 - Tekstslide

Desondanks, niettemin, hoewel, ook al, zij het (dat), ofschoon & weliswaar?
A
Opsommend verband
B
Toegevend verband
C
Vergelijkend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 22 - Quizvraag

Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van chronologie
Signaalwoorden van voorbeeld/
toelichting
maar
ook
ten eerste
toch
echter
en
bovendien
zoals
bijvoorbeeld
toen
als eerste
ten slotte
evenwel

Slide 23 - Sleepvraag

Welk verband laat een overeenkomst of een verschil zien en is te herkennen aan het signaalwoord 'evenals'?
A
Oorzakelijk verband
B
Samenvattend verband
C
Opsommend verband
D
Vergelijkend verband

Slide 24 - Quizvraag

Al met al, daarom, concluderend,
dat houdt in & dus?
A
Doel-middelverband
B
Oorzakelijk verband
C
Concluderend verband
D
Samenvattend verband

Slide 25 - Quizvraag

Met andere woorden, kortom,
al met al & samengevat?
A
Concluderend verband
B
Doel-middel verband
C
Samenvattend verband
D
Toegevend verband

Slide 26 - Quizvraag

Als (... dan), indien, mits, tenzij,
in het geval (dat) & wanneer?
A
Voorwaardelijk verband
B
Vergelijkend verband
C
Redengevend verband
D
Toelichtend verband

Slide 27 - Quizvraag

Met welk verband zou jij bepaalde zaken achter elkaar kunnen beschrijven in jouw tekst?
A
Oorzakelijk verband
B
Chronologisch verband
C
Opsommend verband
D
Vergelijkend verband

Slide 28 - Quizvraag

Leesvaardigheid

Jullie krijgen straks een paar slides
te zien met een kleine tekst.
Over deze tekst volgt daarna
één of meerdere quizvragen.

Slide 29 - Tekstslide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.

Onderzoek toont aan dat mobiele telefoons op school de concentratie
en leerprestaties verminderen, terwijl een verbod ervan de focus verbetert
en de interactie tussen
leerlingen en leraren bevordert.

Slide 30 - Tekstslide

Welk tekstverband kun je uit
deze tekst herleiden?
A
Oorzakelijk verband
B
Tegenstellend verband
C
Chronologisch verband
D
Vergelijkend verband

Slide 31 - Quizvraag

De tekst over mobiele telefoons op school was een voorbeeld van een...?
A
Citaat
B
Mening
C
Feit
D
Tegenargument

Slide 32 - Quizvraag

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.
Bovendien veroorzaken smartphones afleiding en verminderen ze de focus van docenten tijdens het lesgeven. 
Een verbod kan de professionele betrokkenheid en effectiviteit van docenten vergroten, wat de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt.

Slide 33 - Tekstslide

Welk tekstverband kun je uit
deze tekst herleiden?
A
Oorzakelijk verband
B
Samenvattend verband
C
Opsommend verband
D
Toegevend verband

Slide 34 - Quizvraag

Deze tweede tekst over mobiele telefoons is een voorbeeld van een...?
A
Signaalwoord
B
Argument
C
Tegenargument
D
Hoofdgedachte

Slide 35 - Quizvraag

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.
Pubers zijn ongelooflijk leuke wezens. Hun energie, creativiteit en eigenzinnigheid maken hen boeiend en verfrissend. Ze dagen ons uit, brengen levendigheid in onze levens en laten ons vaak glimlachen met hun unieke kijk op de wereld.

Slide 36 - Tekstslide

Deze tweede tekst over pubers
is een voorbeeld van een...?
A
Feit
B
Hoax
C
Mening
D
Argument

Slide 37 - Quizvraag

Oefentoets L3


H5 en H6 - Lezen

Slide 38 - Tekstslide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.


En door!

Slide 39 - Tekstslide

hoofdzaak
bijzaak
kernzin
functie van andere alinea's 
uitleg / voorbeelden
belangrijkste informatie
hierin staat de hoofdzaak / belangrijkste informatie
minder belangrijke informatie

Slide 40 - Sleepvraag

Met welke manier van lezen vind je ook alweer het onderwerp van een tekst?
A
Precies lezen
B
Oriënterend lezen
C
Nauwkeurig lezen
D
Begrijpend lezen

Slide 41 - Quizvraag

Waar let je op als je een tekst oriënterend leest?

Slide 42 - Open vraag

Oriënterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Je bekijkt de titel, tussenkopjes en afbeeldingen van de tekst.
Je leest de tekst helemaal.
Je bepaalt welke delen van de tekst inleiding en slot zijn.
Lees de eerste alinea of de eerste twee alinea's.
Je noteert van elke alinea in een paar woorden het deelonderwerp in de kantlijn.
Je leest van elke alinea de eerste en de laatste zin.

Slide 43 - Sleepvraag

Gefeliciteerd!
De grote warme-chocolademelk-prijs is voor jou!

Slide 44 - Tekstslide

Oefenvragen
Zijn er nog vragen?

Slide 45 - Tekstslide