In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we doen?
Opfrisser
Uitleg met opdrachten
Boekopdracht
Afsluiten
Slide 1 - Tekstslide
Wat heb je nodig?
Boek commercieel 2
Telefoon
Papier
Pen
Rekenmachine
Slide 2 - Tekstslide
Welk bedrijf heeft een diep assortiment?
A
Hema
B
Kruidvat
C
Jeans Centre
D
Ah To Go
Slide 3 - Quizvraag
Substitutie of complementair? Warme chocomelk en slagroom
A
Substitutie
B
Complementair
Slide 4 - Quizvraag
Substitutie of complementair? Sloffen en dikke sokken
A
Substitutie
B
Complementair
Slide 5 - Quizvraag
Wat hoort NIET bij de winkelformule?
A
De retailmix
B
De marktpositie
C
De doelgroep
D
E-commerce
Slide 6 - Quizvraag
Merk
Naam van product of onderneming
Herkenbaarheid
Kwaliteit
Persoonlijkheid/belevingswereld
De klant koopt meer dan een product!
Slide 7 - Tekstslide
Fabrikantenmerk
Fabrikant geeft artikelen een merknaam
Voordeel: fabrikant doet promotie, herkenbaarheid
Nadeel : fabrikant veel macht over assortiment, tegenvaller sluipt door
Slide 8 - Tekstslide
Paraplumerk / individueel merk
Slide 9 - Tekstslide
A & B Merken
A = hoge kwaliteit, status, veel verkrijgbaar, veel promotie, merktrouw.
B = Weinig reclame, lagere prijs
Slide 10 - Tekstslide
Winkeliersmerk
Private label --> 1 bedrijf produceert ander bedrijf brengt het uit.
Alleen grote bedrijven
Value for money = waar voor je geld krijgen
Slide 11 - Tekstslide
Winkeliersmerk Voordelen
Klantenbinding & winkeltrouw
Winstmarge is groot
Promotie is makkelijker
Slide 12 - Tekstslide
20/80 regel
Pareto-principe
20% van je assortiment zorgt voor 80%! van de omzet
Je assortiment veranderen?
20% pas op!
Slide 13 - Tekstslide
Saneren
Uitloopassortiment --> artikelen waar je vanaf wilt.
Saneren = gezond maken
Wat zijn de gevolgen?
Slide 14 - Tekstslide
Wat bedoelen we met de 20/80 regel?
Slide 15 - Open vraag
Trading up & Trading down
Up --> duurder product toevoegen #imago
Down --> goedkoper product toevoegen # nieuwe klanten
Slide 16 - Tekstslide
Kannibalisatie
klanten stappen over naar goedkopere producten
Winst?
Imago?
Slide 17 - Tekstslide
Een winkel voegt goedkopere producten toe aan het assortiment om nieuwe klanten te trekken.
A
Kannibalisatie
B
Grading down
C
Trading down
D
Trading up
Slide 18 - Quizvraag
Penetratiegraad
Hoe groot is de kans dat mensen een nieuw artikel gaan kopen?
Ook wel bezitgraad genoemt Hoeveel klanten bereikt jouw winkel?
Formule = aantal klanten dat een aankoop doet : potentieel aantal klanten x 100
Slide 19 - Tekstslide
Een foodtruck heeft op een markt gemiddeld 58 klanten per dag. Uit onderzoek blijkt dat er op deze markt ongeveer 430 mensen komen die regelmatig iets te eten halen. Bereken de penetratiegraad.
Slide 20 - Open vraag
Hoge of lage penetratiegraad?
Hoog? Hoe houd je je klanten vast?
Laag? Hoe trek je nieuwe klanten?
Slide 21 - Tekstslide
Rendement van een assortiment
Hoeveel winst maak ik op een artikel?
Hoe hoger het getal, hoe meer je van dat product wil verkopen!
250% = €2,50 winst per euro
Laag getal? Minder voorraad of artikel uit assortiment halen
Slide 22 - Tekstslide
Rendement van een assortiment
Formule = brutowinst : gemiddelde voorraad x 100%
Voorbeeld:
De brutowinst is €15.000 en de gemiddelde voorraad is €6.500.
Bereken het brutorendement.
15.000 : 6.500 x 100 = 230,8%
Slide 23 - Tekstslide
Een retailer wil het brutorendementsgetal van een artikelgroep weten. Zijn gemiddelde inkoopwaarde van de voorraad is €210 en de brutowinst is €128,84. Bereken het brutorendementsgetal.
Slide 24 - Open vraag
Brutorendementsgetal
Wat doe je als de gemiddelde voorraad onbekend is?
Formule = Omloopsnelheid x brutowinst in % van inkoop
Omloopsnelheid = aantal keer verkopen van je voorraad.
Slide 25 - Tekstslide
Voorbeeld
Lisa verkoopt haar voorraad 12,5 x per jaar. Op de inkoopwaarde zit altijd zit een gemiddelde brutowinst van 61,35%
Bereken het brutorendementsgetal.
Formule = omloopsnelheid x brutowinst in % van de inkoop
12,5 x 61,35 = 766,9%
Slide 26 - Tekstslide
De inkoopwaarde van de omzet is €2.750.000. De brutowinst is €1.852.000 en de omloopsnelheid 9. Bereken het brutorendementsgetal.
Slide 27 - Open vraag
Schaprendement
Hoeveel winst per meter?
Brutowinst van een artikelgroep : aantal meter schap
welke artikelen hebben het meeste rendement?
Slide 28 - Tekstslide
voorbeeld
Rijst & deegwaren neemt 6 meter schap in beslag. De omzet van rijst- en deeg-waren in een supermarkt is €728.000 per jaar.
De brutowinst is 4.1%
Brutowinst = (€728.000 : 100) x 4,1 = €29.848
Schaprendement = €29.848 : 6 = €4.974,66
Slide 29 - Tekstslide
Frisdrank neemt 8 meter schap in beslag. De omzet van frisdrank in een supermarkt is €1.128.000 per jaar. De brutowinst is 5 % Bereken het schaprendement op frisdrank.