3ECEa Customer Journey Week 4.3 Product: Merken & PLC

Customer Journey
Klas 3ECEa
Product: Assortiment
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Customer Journey
Klas 3ECEa
Product: Assortiment

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

  • Product ↔ Winkelformule
  • Samenstelling/indeling
       assortiment 
  • Dimensies assortiment

Slide 2 - Tekstslide

Er bestaan 3 verkoopkanalen:
Bricks-Clicks-Ticks. Waarvoor staat de Clicks.
A
De fysieke winkel
B
De online e-commerce waar je klikt met de muis
C
Het touchscreen van jouw mobieltje of Ipad
D
De ouderwetse catalogus

Slide 3 - Quizvraag

Waarom is het assortiment één van de belangrijkste onderdelen van een
winkelformule?

Slide 4 - Open vraag

Wat is geen onderdeel van assortimentsbeleid?
A
Product-garanties
B
Persoonlijke verkoop
C
Merken
D
Verkoopvoorwaarden

Slide 5 - Quizvraag

Marqt is een supermarktketen met een winkelformule van ambachtelijke
en ‘eerlijke’ producten. Een vertegenwoordiger van Coca-Cola stelt voor de
Zero Sugar variant in het assortiment op te nemen.

Is dit voor Marqt een logische assortimentskeuze?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen doel van het randassortiment?
A
Winst
B
Imago
C
Nieuwe doelgroep
D
Klantenbinding

Slide 7 - Quizvraag

Deze winkel heeft een smal en diep assortiment.
A
BOL.nl
B
AH.nl
C
Allekabels.nl
D
Coolblue.nl

Slide 8 - Quizvraag

Fiets en brommer
A
Complementair
B
Follow-up
C
Substitutie

Slide 9 - Quizvraag

Inhoud
Assortiment:
  • Merken
  • ProductLevensCyclus (PLC)
  • Aanpassen assortiment

Slide 10 - Tekstslide

Product 
Productmix:
  1. Assortiment 
  2. Merk
  3. Verpakking
  4. Service en garantie

Slide 11 - Tekstslide

Merken
Verschil tussen merken?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Fabrikanten ↔ Winkelier
Voordelen winkeliersmerk
:
  • Klantenbinding.
  • Winkeltrouw.
  • De winstmarge is vaak groot.
  • Promotie gaat makkelijker bij
     de winkelnaammerken.

Slide 14 - Tekstslide

Fabrikanten ↔ Winkelier
Voordelen fabrikantenmerk:
  • Fabrikant zorgt voor promotie.
  • Introductie wordt door de fabrikant verzorgt.
  • Consument herkent en vraagt
      naar het merk.

Slide 15 - Tekstslide

Fabrikantenmerk
Winkelmerk

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

A- en B-merken
  • Beschikbaarheid.
  • Promotie.
  • Prijs.

Slide 18 - Tekstslide

Merken in je assortiment?
  • Winkelformule.
  • Concurrentie.
  • Groeistrategie.
  • Etc...


Evenveel, of zelfs méér waarde dan het product zelf.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht
  • 5 minuten
  • Geef 2 voordelen van merken voor de consument.
  • Geef 2 voordelen van merken voor de winkelier.

(Vergelijk met merkloze artikelen. Wat mis je dan als klant of winkelier?)

timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Soort merk?

Slide 21 - Tekstslide

Inhoud
Assortiment:
  • Merken
  • ProductLevensCyclus (PLC)
  • Aanpassen assortiment

Slide 22 - Tekstslide

ProductLevensCyclus (PLC)
Leven product vanaf ontwikkeling tot verdwijnen van de markt.
Verandering: vraag omzet.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht PLC
Omzet
Tijd
Teken een lijn voor het verloop van de omzet over de gehele levensduur.
Y
X

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

timer
3:00

Slide 26 - Tekstslide

Inhoud
Assortiment:
  • Merken
  • ProductLevensCyclus (PLC)
  • Aanpassen assortiment

Slide 27 - Tekstslide

Aanpassen assortiment 
Aanpassen:
  • Toevoegen.
  • Saneren (verwijderen).

Slide 28 - Tekstslide

Producten toevoegen
Denk na over:
  • Winkelformule.
  • Verwantschappen.
  • Penetratiegraad.
  • Trading up of trading down?
  • Kannibalisatie.

Slide 29 - Tekstslide

Week 4.3: Samenvatting
Beslissingen over assortiment, rekening houden met:
  • Pareto-principe (80-20 regel).
  • Merkenopbouw.
  • Fase PLC.
  • Keuze toevoegen of saneren.
  • Keuze trading up of trading down.

Volgende week: beslissen op basis van rendement.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht
  • Bedenk een voorbeeld van elke type merk uit je eigen omgeving (dus evt. ook buiten je bedrijf).
  • Geef een voorbeeld van een A-, B- en C-merk binnen een productgroep. (Kies zelf de productgroep.)

Slide 31 - Tekstslide

Inhoud
Assortiment:
  • Rendement

Slide 32 - Tekstslide

Vooraf: basisprincipe

Slide 33 - Tekstslide

Vooraf: basisprincipe
Berekenen
Consumentenprijs
Berekenen
Verkoopprijs
%
Consumentenprijs
121%
BTW
21 %
Verkoopprijs
100 % ↑
140 %
BW
30 %
40 %
Inkoopprijs
70 %
100 % ↑

Slide 34 - Tekstslide

Maar...
Omzet  ≠  Winst

Slide 35 - Tekstslide

Maar...
Winst  ≠  Rendement

Slide 36 - Tekstslide

Rendement is...
Productiviteit.

Dus hoeveel resultaat relatief aan inzet/risico.

Slide 37 - Tekstslide

Brutorendement in de retail
Rendement relatief aan investering, uitgedrukt als percentage. Hoeveel keer verdien je de investering?

Investering retail = gemiddelde voorraad.

Bruto: zonder exploitatiekosten.

Normale periode: per jaar.

Slide 38 - Tekstslide

Voorbeeld
Een retailer wil het brutorendementsgetal van een artikelgroep berekenen. Hij heeft de volgende gegevens verzameld:
  

  • brutowinst van de omzet € 15.000
  • gemiddelde voorraad (tegen inkoopwaarde) € 6.500 

Bereken het brutorendementsgetal (%!).

Slide 39 - Tekstslide

Voorbeeld uitkomst
  • brutowinst € 15.000
  • gemiddelde voorraad (tegen inkoopwaarde) € 6.500 

Hoeveel keer zoveel winst?
15.000 / 6.500 = 2,31 (afgerond)

Percentage: 15.000 / 6.500 * 100 = 231%

Slide 40 - Tekstslide

Formule 1






Hoe kun je dus beter rendement krijgen?

Slide 41 - Tekstslide

Oefenen
10 minuten

Maak in de les opgaven 20a & 20b (editie 2021) of 39 & 40 (editie 2020). 


timer
10:00

Slide 42 - Tekstslide

Methode 2
Je weet niet altijd de precieze waarde van de gemiddelde voorraad.
Dan gebruik je omloopsnelheid:





Hoe vaak haal je per jaar die brutowinst?

Slide 43 - Tekstslide

Formule 2





Let op! Brutowinst relatief aan investering!

Slide 44 - Tekstslide

Voorbeeld
Een retailer wil het brutorendementsgetal van een artikelgroep berekenen. Hij heeft de volgende gegevens verzameld:
  

  • Brutowinst 30 %
  • Gemiddelde voorraad 10 stuks
  • Afzet 50 stuks 
  • Consumentenprijs € 210

Bereken het brutorendementsgetal (%!).

Slide 45 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Brutowinst 30 % → maak van de inkoopwaarde:
    30% / 70% * 100 = 43 % brutowinst van de inkoopwaarde

  • Gemiddelde voorraad 10 stuks, afzet 50 stuks: bereken omloopsnelheid:
    50/10 = 5 omloopsnelheid

  • Consumentenprijs € 210

Rendement: 43 * 5 =  215 %

Slide 46 - Tekstslide

Formule 2






Hoe kun je dus beter rendement krijgen?

Slide 47 - Tekstslide

Oefenen
10 minuten

Maak in de les opgaven 20c&d, 21 en 22 (editie 2021) of 41 & 46 (editie 2020). 


timer
10:00

Slide 48 - Tekstslide

Week 4.4: Samenvatting
Beslissingen over assortiment, rekening houden met:
  • Rendement:

1. Op basis van gemiddelde voorraad.

2. Op basis van omloopsnelheid & brutowinst % op de inkoopprijs.



Slide 49 - Tekstslide

Opdracht vóór de volgende keer:

  • Zie "extra opdrachten bruto-rendement" op Teams.


Slide 50 - Tekstslide