Oefenen zinsdeelstreepjes zetten / En woordsoorten ZN en LW

Zinsontleding
Bij zinsontleding verdeel je de zin in stukjes.

Deze stukjes heten zinsdelen.

We gaan dit jaar leren hoe de zinsdelen heten.
1 / 6
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 6 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleding
Bij zinsontleding verdeel je de zin in stukjes.

Deze stukjes heten zinsdelen.

We gaan dit jaar leren hoe de zinsdelen heten.

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen
Je bouwt met stukjes informatie een zijn. Een zin die steeds langer wordt. Je noemt deze stukjes zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit een woord bestaan. Vaak telt een zinsdeel meerdere woorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt zinnen verdelen in zinsdelen.
  • Je kunt het volgende zinsdeel benoemen: persoonsvorm

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdelen (2)
  • Vervang het vraagwoord door een antwoord.

  • Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

  • Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.


Voorbeeld:
Wie (Kees) | heeft | een cadeau | voor Carolien | gekocht?

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen (1)
  • Alles dat voor de persoonsvorm staat, is een zinsdeel.

  • Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

  • Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.


Voorbeeld:
De timmerman | had | zijn gereedschap | laten | liggen.

Slide 5 - Tekstslide

doel van de les
Ik kan een zin verdelen in zinsdelen
Ik kan zinnen maken door zinsdelen toe te voegen

Slide 6 - Tekstslide