Ma 7 april Grammatica

Zinsontleding
Bij zinsontleding verdeel je de zin in stukjes.

Deze stukjes heten zinsdelen.

We gaan dit jaar leren hoe de zinsdelen heten.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleding
Bij zinsontleding verdeel je de zin in stukjes.

Deze stukjes heten zinsdelen.

We gaan dit jaar leren hoe de zinsdelen heten.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
Je bouwt met stukjes informatie een zijn. Een zin die steeds langer wordt. Je noemt deze stukjes zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit een woord bestaan. Vaak telt een zinsdeel meerdere woorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kunt zinnen verdelen in zinsdelen.
  • Je kunt het volgende zinsdeel benoemen: persoonsvorm

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen (2)
  • Vervang het vraagwoord door een antwoord.

  • Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

  • Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.


Voorbeeld:
Wie (Kees) | heeft | een cadeau | voor Carolien | gekocht?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen (1)
  • Alles dat voor de persoonsvorm staat, is een zinsdeel.

  • Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

  • Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.


Voorbeeld:
De timmerman | had | zijn gereedschap | laten | liggen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

doel van de les
Ik kan een zin verdelen in zinsdelen
Ik kan zinnen maken door zinsdelen toe te voegen.
Ik kan de persoonsvorm vinden en het werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
In elke zin staan werkwoorden. Een van deze werkwoorden is de persoonsvorm.

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. 

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Jullie werken hard tijdens de les.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In elke zin zitten werkwoorden
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.

Elke zin heeft een persoonsvorm.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind 1 BK de leukste klas
Wat is de persoonsvorm?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bear spreekt een beetje Fries.
De pv is?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gerard zit naast Joël.
De pv is?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Dat meisje
wil
een relatie.

Slide 13 - Sleepvraag

3 minuten
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Jacobine
is
gisteren
naar de supermarkt
geweest.

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm ?
De persoonsvorm
Mijn voetbal
is
gevallen
 in de sloot

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrijp je hoe je de persoonsvorm kunt vinden?
A
Ik snap het nu wel.
B
Ik begrijp er nog niks van.
C
ik vind het soms nog wel moeilijk
D
Mevrouw moet het beter uitleggen.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor ma 14 april
Maken opdr. 7 en 8



Leren de zinsdelen.
blok 5

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies