Griekse geneeskunde klas 5

De Griekse geneeskunde
wondergenezingen in Epidauros
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De Griekse geneeskunde
wondergenezingen in Epidauros

Slide 1 - Tekstslide

Dag leerlingen van cluster 5.3 Grieks,
Welkom terug na de toetsweek. In de komende weken gaan we aan de slag met een nieuw katern (dat ik uitdeelde tijdens het maken van de toets): Griekse geneeskundige inscripties. 
We werken opnieuw met een interactief programma, ditmaal LessonUp ipv nearpod. Zorg dat je je katern elke les bij de hand hebt, een woordenboek en een schrift en pen. Typ je vertalingen niet alleen in op je computer, maar schrijf ze ook in je schrift. Je moet ze immers tussendoor en voor de dossiertoets leren.

Op de volgende dia staat een filmpje over de god Asklepios en zijn cultus in o.a. Epidauros. Bekijk dat nu zelf de komende 10 minuten (je kunt rechtsonder bij 1 van de ikoontjes de Engelse ondertiteling aanzetten; doe dat, dan is het makkelijker te volgen!) en probeer zoveel mogelijk dingen al te onthouden of schrijf hier en daar wat op...

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Epigrafie
Epigrafie (Grieks: επιγραφή, epi = `op`, graphein = `schrijven`), ook epigrafiek, epigrafica of opschriftkunde genoemd, is de wetenschappelijke bestudering van inscripties die zijn aangebracht op steen of andere harde materialen, of zijn gegraveerd in metaal.

Slide 4 - Tekstslide

wie was mogelijk de moeder van Asklepios?
A
Hera
B
Coronis
C
Demeter
D
Kleo

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een aesculaap?
A
een stok
B
een god
C
een aap
D
een priester

Slide 6 - Quizvraag

hoe heet het sterrenbeeld van Asklepios?
A
serpens
B
Asklepios
C
grote beer
D
stier

Slide 7 - Quizvraag

hoe stierf Asklepios volgens een legende?
A
van ouderdom
B
gebeten door een slang
C
door de bliksem van Zeus
D
door een ziekte

Slide 8 - Quizvraag

Op welke drie plekken in Griekenland bevond zich in de oudheid een Asklepiosheiligdom?
A
Kos, Athene en Epidauros
B
Olympia, Athene en Thebe
C
Athene, Epidauros en Olympia
D
Messene, Thebe en Kos

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de naam van deze dingen?
A
armen
B
votiefgeschenken
C
Asklepiosdingen
D
benen

Slide 10 - Quizvraag

inscriptie a: de zwangere Kleo

Κλεω πενθ΄ ἐτη ἐκυησε.

aantekeningen: Κλεω = Kleo (meisjesnaam); πενθ΄= πεντε; κυεω = zwanger zijn
Vertaal de zin
vertaal deze zin.

Slide 11 - Open vraag

αὑτα πεντ΄ ἐνιαυτους ἠδη κυουσα ποι τον θεον ἱκετις ἀφικετο και ἐνεκαθευδε ἐν τωι ἀβατωι.

aantekeningen: αὑτα=αὑτη; ἐνιαυτος=jaar; κυεω=zwanger zijn; ποι=προς; ἱκετις= als smekelinge; ἐνκαθευδω= slapen in; το ἀβατον =het abaton (het deel van de Aklepiostempel waar de zieken sliepen). Vertaal de zin.

Slide 12 - Open vraag

Ὡς δε ταχιστα ἐξηλθε ἐξ αὐτου και ἐκ του ἱαρου ἐγενετο, κορον ἐτεκε,

ὡς ταχιστα =zodra; ἐξερχομαι=naar buiten gaan; το ἱαρον= de tempel; γιγνομαι= zijn; ὁ κορος= de jongen
Vertaal de zin.

Slide 13 - Open vraag

κορον ἐτεκε, ὁς εὐθυς γενομενος αὐτος ἀπο τας κρανας ἐλουτο και ἁμα τᾀ ματρι περιηρπε.

Aantekeningen: εὑθυς γενομενος=meteen na zijn geboorte; ἀπο = bij; ἡ κρανη= bron; λουομαι=zich wassen; ἁμα=samen met; τᾀι ματρι= τᾑ μητρι; περιερπω= rondlopen Vertaal de zin

Slide 14 - Open vraag

Τυχουσα δε τουτων ἐπι το ἀνθεμα ἐπεγραψατο.

τυγχανω=krijgen (+gen.); τουτων=τουτον; το ἀνθεμα=het wijgeschenk; ἐπιγραφεομαι=op laten schrijven


Wat is volgens jou de vertaling van deze zin?
A
Terwijl ze dit kreeg, liet ze op het wijgeschenk schrijven:
B
Nadat deze een wijgeschenk gekregen had, liet hij schrijven:
C
Terwijl ze hen kreeg, liet ze op het wijgeschenk schrijven:
D
Nadat ze hem gekregen had, liet ze op het wijgeschenk schrijven:

Slide 15 - Quizvraag

"οὐ μεγεθος πινακος θαυμαστεον (ἐστιν), ἀλλα το θειον (θαυμαστεον ἐστιν),

το μεγεθος=grootte; πιναξ, πινακος=wijtablet; θαυμαστεος = verbazingwekkend; το θειον = de goddelijke ingreep
Vertaal de zin

Slide 16 - Open vraag

πενθ΄ ἐτη ὡς ἐκυησε ἐν γαστρι Κλεω βαρος, ἐστε ἐγκατεκοιμαθη και μιν ἐθηκε ὑγιη".

πενθ΄ πεντε; το ἐτος=het jaar; πενθ᾿ἐτη ὡς lees ὡς πενθ΄ ἐτη; ἡ γαστηρ=de buik; Κλεω hier: genitivus; το βαρος= de last; ἐστε=totdat; εγκατακοιμαομαι =in de tempel slapen; μιν= αὐτον; ἐθηκε=hij bracht ter wereld; ὑγιης=gezond
Vertaal de zin

Slide 17 - Open vraag

Huiswerkoverhoring dinsdag 2 februari: blz 2 en 3 basisgrammatica

Α.Noteer naamval en getal:
1. δουλον
2. μαχαις
3. δαιμονι
4. πολεως
5. ἰχθυσι
6. βασιλεα
7. δουλου

B. Noteer 3 gebruiksmogelijkheden van de:
1. genitivus
2. accusativus

Slide 18 - Open vraag

Inscriptie b: een kind dat niet kon praten

παις ἀφωνος. Οὑτος ἀφικετο εἰς το ἱαρον ὑπερ φωνας.

ὰφωνος=stom (zonder stem); το ἱαρον=de tempel; ὑπερ=vanwege; φωνας= φωνης

Vertaal de zin

Slide 19 - Open vraag

de uitslag van het HO van dinsdag 2 februari
De uitslag van het HO van dinsdag 2 februari:
Chris: 6.5
Cornel: 7
Evy: 6.5
Florian: 9
Gijsbert: 9
Jesse: 9
Indy: 8
Klaas: ?
Lu Yi: 8
Teun: 8
Lune: 9
Willem: 8
Ries: 6

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerkoverhoring woensdag 3 februari: basisgrammatica blz 4

Noteer de vertaling inclusief de naamval (bijv. μοι = aan/voor mij)

1. ἐμου
2. αὐτον
3. ἡμιν
4. σε
5. ὑμας
6. αὐτοις
7. αὐτο
8. ἡμων

Slide 21 - Open vraag

Ὡς δε προεθυσατο και ἐποησε τα νομιζομενα, μετα τουτο ὁ παις ὁ τᾠ θεᾠ πυρφορων ἐκελετο,

ὡς=toen; προθυμεομαι=van te voren offeren; ἐποησε=ἐποιησε; τα νομιζομενα=het gebruikelijke ritueel; μετα τουτο=daarna; ὁ παις ὁ τᾠ θεᾠ πυρφορων=de slaaf die voor het offervuur zorgt; ἐκελετο= ἐκελευετο

Vertaal de zin

Slide 22 - Open vraag

ποι τον πατερα τον του παιδος ποτιβλεψας,

ποι=προς=naar; ποτιβλεψας= προσβλεψας; προσβλεπω=kijken naar

Wat is volgens jou de vertaling van deze zin?
A
nadat de vader naar het kind had gekeken
B
terwijl hij naar het kind en de vader keek
C
nadat hij naar de vader van het kind had gekeken
D
terwijl de vader van het kind keek naar hem

Slide 23 - Quizvraag

Toen hij vantevoren geofferd had en het gebruikelijke ritueel had uitgevoerd, beval de slaaf die voor het offervuur zorgt daarna, nadat hij naar de vader van het kind had gekeken, om te....

ὑποδεκεσθαι ἐντος ἐνιαυτου, τυχοντα ἐφ΄ ἁ παρεστι, ἀποθυσειν τα ἰατρα.

ὑποδεκομαι=beloven om (+inf.); ἐντος= binnen (+gen.); ὁ ἐνιαυτος=het jaar; τυχοντα ἐφ΄ ἁ παρεστι = nadat hij had gekregen waarvoor hij kwam; ἀποθυω=offeren; το ἰατρον=dankoffer

Vertaal de zin.

Slide 24 - Open vraag

ὁ δε παις ἐξαπινας "ὑποδεκομαι", ἐφα.

ἐξαπινας=opeens; ὑποδεκομαι; ἐφα=ἐφη

Let op de aanhalingstekens in deze zin! Vertaal de zin.

Slide 25 - Open vraag

ὁ δε πατηρ ἐκπλαγεις παλιν ἐκελετο αὐτον εἰπειν.

ἐκπλαγεις=part.aor.nom.ev.m van ἐκπληττομαι=hevig schrikken; παλιν=nog een keer; ἐκελετο= ἐκελευετο
Vertaal de zin.

Slide 26 - Open vraag

Ὁ δ΄ ἐλεγε παλιν και ἐκ τουτου ὑγιης ἐγενετο.

παλιν= nog een keer; ἐκ τουτου=sindsdien; ὑγιης=gezond; γιγνομαι

Vertaal de zin.



Slide 27 - Open vraag

de uitslag van het HO van dinsdag 2 februari
De uitslag van het HO van woensdag 3 februari:
Chris: 2,5
Cornel:6.2
Evy: 6.2
Florian: 10
Gijsbert: 10
Jesse: 10
Indy: 10
Klaas: 2,5
Lu Yi: 8,7
Teun: 10
Lune: x
Willem: 10
Ries: 6
1. ἐμου = van mij
2. αὐτον = hem
3. ἡμιν = aan/voor/door ons
4. σε = jou/je
5. ὑμας = jullie
6. αὐτοις = aan/voor/door hun
7. αὐτο = het
8. ἡμων   = van ons

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerkoverhoring dinsdag 9 februari: basisgrammatica blz 5/6
A. Noteer naamval, getal, geslacht:
1. ταυτην
2. οὑτοι
3. τησδε
4. τοισδε
5. τουτων

B. Vertaal: ὁ ἱππος =paard; βλεπω=zien; ὁ δεσποτης= meester
1. τινα ἱππον βλεπομεν.
2. τίνος ἱππου τον δεσποτην βλεπομεν;



Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Inscriptie c: de kreupele Nikanor

Νικανωρ χωλος. τουτου καθημενου παις τις ὑπαρ τον σκιπωνα ἁρπαξας ἐφευγε.
Ὁ δε ἀστας ἐδιωκε και ἐκ τουτου ὑγιης ἐγενετο.

Νικανωρ= Nikanor( een jongensnaam); το ὑπαρ=op klaarlichte dag; ὁ σκιπων, σκιπωνος= de stok; ἀστας= ἀναστας; ἀνιστημι=opstaan; ἐκ τουτου=sinds

Vertaal deze inscriptie.

Slide 36 - Open vraag

SO woensdag 10 februari: basisgrammatica blz 2 t/m 6. woordenboek en basisgrammatica verboden...

Nummer de opgaven! (A1 etc). Let op: de opgaven lopen tot en met E

A. Noteer naamval en getal van de volgende zelfst.nw:
1. δαιμονα 4. ἰχθυι
2. γυναικας 5. δουλους
3. βασιλεως 6. μαχαις

B. Noteer drie gebruiksmogelijkheden van de accusativus

C. Vertaal de pers.vnw (met naamval erbij: bijv. μοι=aan/voor/door mij)
1. αὐτοις 4. ὑμεις
2. ἐγω 5. σου
3. αὑτην 6. αὐτων

D. Noteer naamval, getal, geslacht van de volgende aanw.vnw:
1. ταυταις 4. τουτον
2. οὑτος 5. τουσδε
3. τασδε 6. τουτο

E. Vertaal: ὁ ἱππος =paard; βλεπω=zien; ὁ δεσποτης= meester
1. τίνας ἱππους βλεπουυσι;
2. τινος ἱππου τον δεσποτην βλεπομεν.

Slide 37 - Open vraag

Bestudeer nu de vertalingen van inscripties a, b en c. Gebruik daarvoor je schrift met vertalingen. Je krijgt daarvoor 7 minuten de tijd. Hierna volgt een quiz met vragen over deze inscripties.... Succes alvast!

Slide 38 - Tekstslide

Bij inscriptie a:
Hoe lang was Kleo zwanger?
A
9 maanden
B
2 jaar
C
5 jaar
D
niet

Slide 39 - Quizvraag

Bij inscriptie a:
Wat baarde Kleo?



A
een jongen
B
een meisje
C
niets

Slide 40 - Quizvraag

Bij inscriptie a:
Wat is geen participium aoristusvorm?
A
κυουσα
B
γενομενος
C
τυχουσα

Slide 41 - Quizvraag

Bij inscriptie a:
Wat kan de zoon al meteen na de geboorte?
A
eten en rondlopen
B
praten en zichzelf wassen
C
eten en fietsen
D
zichzelf wassen en rondlopen

Slide 42 - Quizvraag

Bij inscriptie a:
Wie is het onderwerp van ἐγκατεκοιμαθη in regel 5?
A
Kleo
B
het jongetje
C
Asklepios
D
de priester

Slide 43 - Quizvraag

Bij inscriptie a:
Wat is de naamval van βαρος in regel 5?
A
nom.ev
B
acc.ev
C
nom.mv
D
gen.ev

Slide 44 - Quizvraag

Bij inscriptie b:
Wat is de naamval van φωνας in regel 1?
A
acc.mv
B
gen.ev
C
nom.ev
D
acc.ev

Slide 45 - Quizvraag

Bij inscriptie b:
Wat is geen imperfectumvorm?
A
ἐκελετο
B
ἀφικετο
C
ἐφα
D
ἐλεγε

Slide 46 - Quizvraag

Bij inscriptie b:
Wat wordt concreet bedoeld met ταν νομιζομεναin regel 2?
A
zich wassen en offeren
B
vasten en zich wassen en offeren
C
zich wassen en offeren
D
vasten en zich wassen en slapen in de tempel

Slide 47 - Quizvraag

Bij inscriptie b:
hoeveel personen spelen in deze inscriptie een rol?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 48 - Quizvraag

Bij inscriptie b:
Wat 'kost' het vader en zoon als het lukt om zoon te laten praten?
A
geld
B
een offer aan de slaaf
C
niets
D
offers aan Asklepios

Slide 49 - Quizvraag

Bij inscriptie b:
Wat is de normale Griekse vorm voor het woord ποι in regel 2?
A
πω
B
οἱ
C
προς
D
τοις

Slide 50 - Quizvraag

Bij inscriptie c
Welk woord ontbreekt in de 1e zin?
A
ἐβλεπε
B
εἰσι
C
ἐστι
D
niets

Slide 51 - Quizvraag

Bij inscriptie c:
Wat zorgt ervoor dat Nikanor weer kan lopen?
A
een jongen jat zijn stok
B
hij slaapt in de tempel
C
hij offert aan Asklepios
D
hij gaat zitten

Slide 52 - Quizvraag