Socialisme


Sociale Kwestie

Hoe bepaalde het zoeken naar oplossingen voor het arbeidersvraagstuk ons huidig politiek landschap?
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisSecundair onderwijs

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les


Sociale Kwestie

Hoe bepaalde het zoeken naar oplossingen voor het arbeidersvraagstuk ons huidig politiek landschap?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
- Je plaatst het socialisme in tijd en ruimte en kan de belangrijkste momenten op een tijdlijn plaatsen
- Je legt uit en analyseert welke 2 strekkingen binnen het socialisme tot stand komen en welke oplossingen ze bieden op de arbeidersproblematiek
- Je bespreekt bronnen aan de hand van de opgedane kennis en bepaalt of ze communistisch/reformistisch zijn
- Je bespreekt de opkomst van de arbeidersbeweging in België
- Je kan volgende personen en begrippen verklaren en in tijd en ruimte plaatsen: Marx, Bernstein, welvaartstaat, Marxisme, socialisme, sociaal-democraten, communisme, Das Kapital, meerwaardeleer, klassenstrijd, communistische revolutie, reformisme, BWP, Charter van Quaregnon, meervoudig stemrecht, algemeen stemrecht

Slide 2 - Tekstslide

Sociale verschillen: 
de kloof tussen arm en rijk.
Ontstaan vanaf neolithische revolutie (ca. 10.000 jaar geleden): sociale verschillen ontstaan samen met de landbouwsamenlevingen.


Hoe keek men in Ancien Régime naar armoede?
verschil tussen arm en rijk was door god bepaald - goddellijke verrechtvaardiging.


Slide 3 - Tekstslide


Hulp aan armen in de 19e eeuw

  • Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
  • Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
  • Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
  • Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
  • Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, je netjes gedragendankbaar zijn en naar de kerk gaan.

Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.

Slide 4 - Tekstslide


Wat is een welvaartstaat?

  • Een staat waarin de overheid voor de inwoners zorgt: 
  • 'Van de wieg tot het graf'
  • Bijvoorbeeld met: uitkeringen, leningen, subsidies en zorg

  • Maar ook als het gaat om de volksgezondheid
  • Deze verzorgingsstaat is vastgelegd in een heleboel sociale wetten

Slide 5 - Tekstslide

Gevolgen van de industrialistatie
  • Minder werk platteland (mechanisatie)
  • Mensen verhuizen naar de stad op zoek naar werk in de fabrieken
  • Steden groeien, verstedelijking
  • Ontstaan klassensamenleving
  • In steden ontstaan arbeiderswijken waarin de leefomstandigheden slecht zijn 
  • Veel arbeiders (ook kinderen) werken in slechte, ongezonde en gevaarlijke omstandigheden in fabrieken en werkplaatsen voor een laag loon 

Sociale kwestie = vraagstuk rondom deze omstandigheden. 
Moet overheid wel/niet ingrijpen? 

Slide 6 - Tekstslide


Sociale Kwestie


  • Ook ontstaan er verschillende arbeidersbewegingen die zich inzetten om het lot van de arbeiders te verbeteren. Arbeiders organiseren zich ook in vakbonden - vooral in crisisperioden waren er stakingen, betogingen en rellen die met geweld onderdrukt werden.

  • De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en  stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.

Slide 7 - Tekstslide


Rol van de overheid



  • De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
  • Liberalen waren voor weinig overheidsbemoeienis en voor een vrije economie.
  • Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet verplicht en het geld was beperkt: op was op.
  • Maar...liefdadigheid alleen bleek niet genoeg om armen te helpen. 




Slide 8 - Tekstslide

!! Structurele verbetering door goed georganiseerde en ideologisch onderbouwde arbeidersverenigingen.

Slide 9 - Tekstslide

Socialisme
  • Elke politieke of economische leer die (delen van) de productie in handen van de gemeenschap en niet van particuliere personen wil stellen. 
  • in de meest uitgebreide vorm: collectivisme = communisme.

Het verschil groeit door manier waarop productiemiddelen in handen van de staat moeten komen
  1. socialisten (sociaal-democraten): geleidelijk en vreedzaam met normale politieke middelen
  2. communisten (marxisten): snel en revolutionair door nationalisatie van de eigendommen 

Slide 10 - Tekstslide

1. Marxisme
Philosophers until now have only interpreted the world in various ways.
The point, however, is to change it.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Karl Marx leefde in de ...
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw

Slide 13 - Quizvraag

Hij is geboren in ...
A
Oostenrijk
B
België
C
Zwitserland
D
Duitsland

Slide 14 - Quizvraag

Duitsland is in de 19e eeuw op dat moment ...
A
onder leiding van Wilhelm II
B
onder een zeer revolutionair bewind (revolutiejaar 1848)
C
onder een zeer conservatief bewind (restauratie)
D
een economisch achtergesteld gebied

Slide 15 - Quizvraag

Hij schreef vrij radicale geschriften dus ...
A
... werd hij ontslagen als redacteur
B
... moest hij wegvluchten naar het buitenland
C
... moest hij het komen uitleggen aan de koning
D
... werd hij uitgenodigd zijn theorieën in de praktijk te brengen

Slide 16 - Quizvraag

In het buitenland leerde hij zijn goede vriend kennen:
A
Friedrich Engels
B
Friedrich Frans
C
Friedrich Deutsch
D
Friedrich Zweeds

Slide 17 - Quizvraag

Zijn belangrijkste werk is ...
A
Die Revolution
B
Das Kapital
C
Das Proletariat
D
Die dumme Bourgeoisie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het grote probleem van de maatschappij?
A
Mensen hebben geen rechten
B
eenzijdige verdeling van het privaat bezit
C
teveel mensen bezitten teveel geld
D
kapitalisme is voordelig voor de meeste mensen

Slide 19 - Quizvraag

Dit wil dus zeggen...
A
De minderheid bezit geld en productiemiddelen
B
De minderheid heeft geen geld, enkel arbeid
C
De meerderheid bezit geld en productiemiddelen
D
De meerderheid bezit enkel zijn lichaam om er arbeid mee te verrichten

Slide 20 - Quizvraag

Economische theorie Marx:
1. Historisch materialisme
2. Meerwaardeleer
3. Klassenstrijd als uiting van historische dialectiek

Slide 21 - Tekstslide

De economie (onderbouw) bepaalt het sociale, politieke en culturele domein van de maatschappij (bovenbouw)

Slide 22 - Tekstslide

Meerwaardeleer
Wat houdt de meerwaardeleer in?
Naar wie gaat het grootste deel van deze meerwaarde?
Hoe komt dat?

Slide 23 - Tekstslide

Meerwaardeleer
Wat houdt de meerwaardeleer in?
Een afgewerkt product is meer waard dan grondstof: arbeid creëert meerwaarde
Naar wie gaat het grootste deel van deze meerwaarde?
Naar de kapitaalbezitters
Hoe komt dat?
Zij bezitten de productiemiddelen

Slide 24 - Tekstslide

Marxisme
  • Karl Marx (1818-1883)
  • 1848 Communistisch manifest
  • Onrechtvaardige klassenstrijd tussen rijke en arme burgers
(bourgeosie-proletariaat)
Manifest: stelt  evolutie naar een klassenloze maatschappij voor waar productiemiddelen in handen zijn van iedereen (collectivisme)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Marx voorspelde de fasen van de revolutie:
  1. Concentratie- en cummulatiefase: concentratie van kapitaal en productiemiddelen in handen van steeds kleinere groep kapitalisten
  2. Revolutie:  overproductie/dalende koopkracht - vicieuze cirkel
    Onoplosbare crisis van het kapitalisme leidt tot proletarische wereldrevolutie
  3. Dictatuur van het proletariaat, overgangsfase
    - afschaffing privé bezit
    - arbeiders nemen productiemiddelen in handen
    - zuivering van maatschappij van alle kapitalisme
    PRODUCTIEMIDDELEN IN HANDEN VAN STAAT
  4. Klassenloze communistische heilstaat: iedereen gelijk, wereldbroederschap

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Kritiek op Marx
1. Tegenstellingen tussen proletariërs (arbeiders) en bezittende klasse (burgerij) is verkleind.
Maar, de klassentegenstelling is wel gemondialiseerd (bezitlozen hoofdzakelijk buiten Westerse wereld: ongelijkheid)
2. Dictatuur ipv vrijheid bij communistische regimes
3. Is de mens altruïstisch genoeg?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

2. Sociaal-democratie
- 1864: Eerste Internationale Arbeiders-Associatie - losse federatie van socialistische vakverenigingen (valt uiteen in 1872)
- 1889: Parijs: Tweede Internationale: hechter georganiseerd en meer gericht op praktische politiek.
2e helft 19e eeuw: socialisme kent meer aanhangers

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Welke verandering zou er moeten gebeuren om hervormingen in het voordel van de werkende klasse te kunnen doorvoeren?

Slide 34 - Tekstslide

Verschillen tussen kapitalisten en armen worden groter

socialisme verwezenlijken door revolutie van het proletariaat
Verschillen tussen de klassen wordt kleiner

Socialisme geleidelijk aan ontwikkelen
Welke verandering zou er moeten gebeuren om hervormingen in het voordel van de werkende klasse te kunnen doorvoeren?
Het cijnskiesrecht (maw rijkdom) omzetten in algemeen stemrecht zodat er vertegenwoordigers van de arbeiders in het parlement kunnen zetelen en sociale wetgeving stemmen.

Slide 35 - Tekstslide

Socialisme langs wettelijke weg

1.Bernstein wees op fouten bij Marx
  •  burgerij verwijnt uit zichzelf door concurrentie (niet gebeurd)

  • kapitalisme zorgt voor meer ellende: integendeel grote bloei + levenspeil grote massa stijgt
Gevolg: ineenstorting kapitalisme blijft uit.


2.Hij geloofde dat de arbeiders binnen het democratische systeem moeten strijden voor hervormingen:
- verbeteren leven arbeidersklasse
- delen van de productiemiddelen geleidelijk in handen van de staat brengen


REVISIONISME:
 herziening van de leer van Marx
REFORMISME:
De meeste sociaal-democratische partijen in Europa hebben de opvattingen overgenomen bij het opstellen van hun programma:

- hogere lonen voor arbeiders
- verkorting arbeidsduur
- betere en gezondere werkomstandigheden
- beperking van vrouwen- en kinderarbeid
- uitwerken van sociale zekerheid

Nood aan: algemeen enkelvoudig stemrecht

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Socialist vs liberaal
socialist
liberaal
Iedereen moet kunnen doen wat hij wil.
Niet iedereen kan doen wat hij wil, want armen hebben minder mogelijkheden.
De overheid moet zorgen dat arme mensen een een beter leven krijgen.
Politiek is een zaak voor goed opgeleiden.

Slide 38 - Sleepvraag

De Belgische arbeidersbeweging

Slide 39 - Tekstslide

BWP
Oorsprong: traditionele, ambachtelijke kringen.
Waarom?
- hadden meer 'geleerdheid'
- werden het hardst bedreigd door mechanisatie
- traditie van solidariteit (gilden en ambachten)

1e helft 19e eeuw: ontstaan van weerstands (bijstandskassen) van ambachtelijke werknemers uit zelfde beroepsgroep:
- Lid- en steungeld diende voor bescherming in geval van ouderdom en ziekte (soort mutualiteit)
Maar: coalitieverbod! Toch oogluikend toegestaan wegens armoede

Vanaf jaren 1850: ook arbeiders uit industrie verenigen zich
- ontstaan van eerste stakingskassen en zo ontstaan eerste arbeidersvakbonden
  • Gent: Werkverbond (1857) van wevers en spinners (later progressieve weversbeweging: Vooruit)
  • Aanvankelijk meeste organisaties zeer neutraal maar door Eerste Internationale arbeidersorganisatie: marxistische en socialistische invloed
Oorsprong: traditionele, ambachtelijke kringen.
Waarom?
- hadden meer 'geleerdheid'
- werden het hardst bedreigd door mechanisatie
- traditie van solidariteit (gilden en ambachten)

1e helft 19e eeuw: 
  • ontstaan van weerstands (bijstandskassen) van ambachtelijke werknemers uit zelfde beroepsgroep:
- Lid- en steungeld diende voor bescherming in geval van ouderdom en ziekte (soort mutualiteit)
Maar: coalitieverbod! 
Toch oogluikend toegestaan wegens armoede

Vanaf jaren 1850: ook arbeiders uit industrie verenigen zich
  • ontstaan van eerste stakingskassen en zo ontstaan eerste arbeidersvakbonden
- Gent: Werkverbond (1857) van wevers en spinners (later progressieve weversbeweging: Vooruit)
- Aanvankelijk meeste organisaties zeer neutraal maar door Eerste Internationale arbeidersorganisatie: marxistische en socialistische invloed

1866: afschaffen coalitieverbod - ontstaan vakbonden



BWP

Slide 40 - Tekstslide

BWP
1872: 1e Internationale valt uiteen - socialisme heeft echter wel duidelijk profiel
Wallonië: onder invloed van anarchisme - radicale revolutie gewenst
- 1871-1874: stakingen met als inzet hogere lonen (succesvol)
- 1874 en 1879: tegen loonsvermindering (defensieve staking: doet weerstandskassen leegbloeden)
Idee groeit dat goed georganiseerde beweging het meest kans op succes had.

1881: oprichting van Samenwerkende Bakkerij 'Vooruit' te Gent
Groeide uit tot netwerk van socialistische coöperatieven (bakkers, apothekers, textielfabrieken, kruideniers,...) met eigen krant en bank.
Arbeiders die lid werden, werden ook lid van andere socialistische organisaties zoals de socialistische vakbond.

1884-1886: keerpunt. 
Economische crisis bereikt dieptepunt - overal werden syndicaten (vakbonden) opgericht die aansloten bij de socialistische partij

Slide 41 - Tekstslide

BWP
1884-1885: staking in de Borinage
  • op aangeven van Anseele stuurt de Vooruit tienduizenden broden
  • versterking solidariteit tussen Vlaamse en Waalse socialisten/Waalse broeders krijgen bewondering voor coöperatieven

1885: oprichting van de Belgische Werkliedenpartij (B.W.P.)
  • socialistisch? niet vernoemd om christelijke arbeiders te lokken
  • eis: algemeen stemrecht (via campagnes, meetings, betogingen, stakingen,...)
  • REFORMISTISCH: hervormingen via parlementaire weg.

1893: Algemeen meervoudig Stemrecht

andere eisen: antiklerikale inslag:
- scheiding kerk en staat
- verplicht en gratis neutraal onderwijs (staatsonderwijs)
- afschaffing van kinderarbeid onder de 12 jaar
1884-1885: staking in de Borinage
op aangeven van Anseele stuurt de Vooruit tienduizenden broden
versterking solidariteit tussen Vlaamse en Waalse socialisten/Waalse broeders krijgen bewondering voor coöperatieven
1885: oprichting van de Belgische Werkliedenpartij (B.W.P.)
socialistisch? niet vernoemd om christelijke arbeiders te lokken
eis: algemeen stemrecht (via campagnes, meetings, betogingen, stakingen,...)
REFORMISTISCH: hervormingen via parlementaire weg.

1893: Algemeen meervoudig Stemrecht

Eisenpakket BWP:
antiklerikale inslag:
- scheiding kerk en staat
- verplicht en gratis neutraal onderwijs (staatsonderwijs)
Socio-economisch:
- afschaffing van kinderarbeid onder de 12 jaar
- commissies veiligheid en gezondheid binnen fabrieken
- uitbouwen stelsel sociale zekerheid
- nationaliseren van economische sectoren zoals spoorwegen





B.W.P
Edward Anseele was een actief lid van de socialistische arbeidersbeweging, en onder zijn impuls kwam die in 1880 met een coöperatieve bakkerij op de proppen. Anseele werd het eerste socialistische kamerlid in het parlement.

Slide 42 - Tekstslide

Charter van Quaregonon
1894: 1e verkiezingen obv algemeen meervoudig stemrecht
Congres van Quaregnon werd ideologische principes vastgelegd in Charter van Quaregnon

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

eerder communistisch
eerder reformistisch

Slide 45 - Tekstslide

Wat was het eerste strijdpunt van de BWP?
A
Oprichten vakbonden
B
Algemeen stemrecht

Slide 46 - Quizvraag

Was ze dus in werkelijkheid zo revolutionair als je op basis van het Charter van Quaregnon zou denken?
A
Ja
B
Neen

Slide 47 - Quizvraag

Verklaar: geen revolutie maar....

Slide 48 - Open vraag

Charter van Quaregonon
- afschaffing van kapitalisme
- collectief bezit van productiemiddelen
- streven naar klassenloze maatschappij zonder discriminatie

Maar in praktijk: gematigd
Groei te danken aan concrete strijdpunten:
- 8u dag
Algemeen enkelvoudig stemrecht: stakingen 1902 en 1913 (pas in 1919 door WOI)

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Algemeen stemrecht
evolutie.
Door wetten te stemmen die arbeiders rechten geven en sommige sectoren in handen van de staat leggen
Neen
Bijna 1/5 van de zetels gaat naar socialisten.
De katholieke partij was de grootste partij
Socialisten en katholieken staan even sterk in het parlement - geen partij met een meerderheid van zetels

Slide 51 - Tekstslide

Resultaten
1. Algemeen meervoudig stemrecht: 
- elke man krijgt 1 stem
- obv bezit op diploma kon dit oplopen tot 3 stemmen
2. Sociale wetten (1885-1914)
- verhouding werknemer/werkgever
- sociale zekerheid
3. Algemeen Enkelvoudig stemrecht (1919)
- socialisten sterker in parlement. 
- basis sociale zekerheid na WOII

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide