Thema 7 overzicht

Welkom
Telefoons weg
Jas aan de kapstok/ in je tas
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoons weg
Jas aan de kapstok/ in je tas

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Lessonup thema 6
Herhaling thema 7
Aan de slag met de diagnostische toets(en)

Slide 2 - Tekstslide

Wat doen witte bloedcellen?
A
bloed stollen
B
beschermen tegen ziektes

Slide 3 - Quizvraag

Wat transporteren rode bloedcellen?
A
Zuurstof
B
Voedsel

Slide 4 - Quizvraag

Welke is de goede bloedsomloop tussen het hart en longen?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 5 - Quizvraag

Door welke soort bloedvaten loopt zuurstof rijk bloed (excl longader en longslagader)
A
Ader
B
Slagader

Slide 6 - Quizvraag

Waar worden bloedplaatjes voor gebruikt?
A
Bloed stollen
B
zuurstof transporteren

Slide 7 - Quizvraag

Welke bloedcellen hebben geen celkern?
A
witte bloedcellen
B
rode bloedcellen

Slide 8 - Quizvraag

Wat veroorzaakt de rode kleur bij bloedcellen?
A
fibrinogeen
B
hemoglobine

Slide 9 - Quizvraag

Welke pompt er bloed in de aorta?
A
rechterkamer
B
Linkerkamer

Slide 10 - Quizvraag

Een deel van de hartelozer krijgt geen zuurstof. Wat is dat voor een infarct?
A
hartinfarct
B
herseninfarct

Slide 11 - Quizvraag

Via wat stroomt het bloed uit de lever weg?
A
Poortader
B
Leverader

Slide 12 - Quizvraag

Welke bloedvaten hebben een wand van één cellaag dik?
A
Haarvaten
B
Aders

Slide 13 - Quizvraag

Een gevolg van lage bloeddruk kan zijn dat een patiënt eventjes duizelig is als hij uit bed stapt. Is deze bewering waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

In welke bestanddelen van het bloed komen celkernen voor?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen

Slide 15 - Quizvraag

In welk lichaamsdeel zitten lymfeknoppen?
A
Hals
B
Armen

Slide 16 - Quizvraag

Uit hoeveel procent bestaat bloedplasma uit eiwitten?
A
91%
B
7%

Slide 17 - Quizvraag

Wat hebben een lymfevat en aders gemeen?
A
ze zijn even dik
B
Hebben allebei kleppen

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel procent van het bloed bestaat uit bloedplasma?
A
45%
B
55%

Slide 19 - Quizvraag

Welke stoffen zijn er nodig bij verbranding in de cellen in ons lichaam ?
A
Zuurstof en koolstofdioxide
B
zuurstof en voedingstoffen

Slide 20 - Quizvraag

Welke bloedcellen hebben geen vaste vorm?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen

Slide 21 - Quizvraag

Heeft een vis een dubbele of een enkele bloedsomloop?
A
Dubbele bloedsomloop
B
Enkele bloedsomloop

Slide 22 - Quizvraag

Waar liggen de slagaders meetstal?
A
Dieper in het lichaam
B
Minder diep in het lichaam

Slide 23 - Quizvraag

Het bloed gaat maar één keer door het hart
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Welke functie hebben bloedplaatjes
A
Helpen het bloed te stollen bij een wondje
B
Vervoeren zuurstof door het bloed

Slide 25 - Quizvraag

Welkom
Telefoons weg
Jas aan de kapstok/ in je tas

Slide 26 - Tekstslide

Herhaling thema 7
Opslag, uitscheiding en bescherming

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Functies lever
  1. Constant houden glucosegehalte
  2. Bewerken van voedingstoffen
  3. Gal produceren
  4. Afvalstoffen afbreken
  5. Eiwitten afbreken
  6. Gifstoffen afbreken

Slide 29 - Tekstslide

De nieren

Slide 30 - Tekstslide

De huid
De Huid bestaat uit drie lagen:
  • De opperhuid                                                                                               (deze bestaat uit de hoornlaag en de kiemlaag)
  • De lederhuid
            warmtezintuigen
            koudezintuigen
            tastknopjes
            drukzintuigen
            pijnzintuigen
  • Daaronder zit het onderhuids bindweersel                                  

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Regeling van de lichaamstemperatuur
Regelen van de lichaamstemperatuur (evenwicht tussen warmteproductie en warmteafgifte) door:
Beschermen tegen stijging lichaamstemperatuur door warmteafgifte:
  • door verwijden van de bloedvaten
  • meer zweten
Beschermen tegen daling van de lichaamstemperatuur door warmteproductie:
  • Bloedvaten worden nauwer
  • minder zweten
  • warmte door meer verbranding (rillen en klappertanden)

Slide 33 - Tekstslide

Aspecifieke afweer
Huid:
Ziekteverwekker kan niet zomaar door de huid het lichaam binnendringen

Slijmvliezen in neus en mond:
ziekteverwekkers blijven plakken

Zoutzuur in je maag:
Hoge zuurgraad doodt ziekteverwekkers

Slide 34 - Tekstslide

Specifieke afweer
Witte bloedcellen maken antistoffen die zich binden aan het antigen van de ziekteverwekker.
Specifiek: Één type antistof kan zich binden aan één type antigen.

Slide 35 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit
Ziekteverwekker komt op "natuurlijke" wijze het lichaam binnen (griep, verkoudheid, etc).

Witte bloedcellen produceren antistoffen.

Betere immuunrespons (= meer antistof) na de tweede besmetting.

Slide 36 - Tekstslide



Vaccinatie: Ziekteverwekker wordt "kunstmatig" in het lichaam geïntroduceerd.

Kunstmatige immuniteit
Actief: vaccin bevat een verzwakte ziekteverwekker of losse antigenen. 
Het lichaam maakt ZELF antistoffen.


Passief: Serum bevat antistoffen tegen de ziekteverwekker. 
Het lichaam maakt GEEN antistoffen.

Slide 37 - Tekstslide

Natuurlijke- vs. kunstmatige immuniteit

Slide 38 - Tekstslide

Rest van de les
  1. Aan de slag met de diagnostische toets van thema 7
  2. Voorbereiden op de toets

GL extra uitleg over basisstof 6

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Rhesus factor
  • Naast antigenen A en B, is er ook nog antigeen Rhesus.
  • Als het antigeen Rhesus vastzit aan de rode bloedcel, noemen wij dit Rhesus positief bloed (Rh+).
  • Als het antigeen Rhesus niet vastzit aan de rode bloedcel, noemen wij dit Rhesus negatief (Rh-).

Slide 41 - Tekstslide

Rhesus factor en zwangerschap

Slide 42 - Tekstslide

Rest van de les
  1. Aan de slag met de diagnostische toets van thema 7
  2. Voorbereiden op de toets

Slide 43 - Tekstslide