Par. 5.6 De machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders.

Par. 5.6 De machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Par. 5.6 De machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
1. Waarom en hoe verdedigde het liberalisme vooral de belangen van de fabrikanten?

2. Op welke wijze probeerden de socialisten de positie van de arbeiders te verbeteren? 

timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Aan het begin van de Industriële Revolutie...
  • Eind van de standenmaatschappij, begin van de klassenmaatschappij.
  • Fabrikanten bepaalden hoe lang, onder welke omstandigheden en tegen welke beloning de arbeiders moesten werken. 
  • Arbeiders konden makkelijk worden ontslagen.

Slide 3 - Tekstslide

HET KAPITALISME
Adam Smith (filosoof): eigenbelang was de sleutel tot een betere wereld.

De samenleving: 
1. Productiefactoren (natuur, kapitaal en arbeid) in handen van particulieren. 
2. Prijs wordt bepaalt door vraag en aanbod.
3. Doel: zo veel mogelijk winst maken!

Slide 4 - Tekstslide

De liberalen
  • Eigenbelangen is belangrijk
  • Vrijheid!
  • Overheid moet zo min mogelijk niet met de economie en de burgers bemoeien
  • Privébezit

Slide 5 - Tekstslide

De sociale kwestie

De sociale kwestie= de discussie over de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders

Slide 6 - Tekstslide

"HET RODE SPOOK WAART DOOR EUROPA"
Het communisme:
Karl Marx en zijn pamflet "Het Communistisch Manifest"

Klassenstrijd: de samenleving is oneerlijk verdeeld tussen de bourgeoisie vs. het proletariaat.

Slide 7 - Tekstslide

Het communisme:
DE WEG NAAR DE IDEALE SAMENLEVING:
1. Ondernemers willen alleen maar winst. Kleine bedrijven gaan failliet.
2. Concentratie- en cumulatiefase: concurrentie wordt minder, waardoor de winst stijgt.
3. Verelendung: arbeiders krijgen steeds lagere lonen of worden ontslagen. 
4. Revolutie van het proletariaat (met of zonder geweld)
5. Overgangsfase 
6. Dictatuur van het proletariaat
7. Vestiging van het socialistisch heilstaat (geen klassen, onderdrukking en uitbuiting)

Slide 8 - Tekstslide

Communisten en sociaaldemocraten
Aanhangers van Marx die revolutie noodzakelijk vonden: 
communisten
Aanhangers van Karl Marx die het proletariaat via het parlement wilden helpen en dus geen revolutie wilden:
- sociaaldemocraten 
maar daarvoor was wel algemeen kiesrecht nodig

Slide 9 - Tekstslide

Staatsinrichting
DEMOCRATIE: HEERSCHAPPIJ VAN HET VOLK!

Vanaf de 19de eeuw: indirecte democratie en censuskiesrecht.
- Parlement
- Verkiezingen

- Alleen voor mannen die een minimum belasting betalen
Later: voor alle mannen, daarna ook voor vrouwen.

Slide 10 - Tekstslide

MAAR...
  • De staat bepaalt alles!
  • Geen verkiezingen
  • Planeconomie: economie wordt door de staat gerelgeld
  • Iedereen is even rijk/arm
  • Geen privé-bezit

Slide 11 - Tekstslide

.

Slide 12 - Tekstslide

Afsluiten
1. Waarom en hoe verdedigde het liberalisme vooral de belangen van de fabrikanten?

2. Op welke wijze probeerden de socialisten de positie van de arbeiders te verbeteren? 

Slide 13 - Tekstslide