Spelling 2.4 Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
Je spelt bijvoeglijke naamwoorden juist
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoord
Je spelt bijvoeglijke naamwoorden juist

Slide 1 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord (bvn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord.


Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld
Hier staat het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Maar ook
Soms staat het bijvoeglijk naamwoord niet in de buurt van het zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Regel

als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat: het mes is scherp, de film is leuk

bij het-woorden waar je een voor zet: het scherpe mes – een scherp mes, het lege papier – een leeg papier

Slide 5 - Tekstslide

Weet je niet of de laatste letter een -d of een -t is?

 Luister dan naar de lange vorm. Je hoort dan of je een d of een t moet schrijven. 

Bijvoorbeeld:
een vreem... beest → het vreemde beest. Dus: een vreemd beest

Slide 6 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 7 - Tekstslide

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoorden kun je ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Ook dan schrijf je het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk:
aankleden de aangeklede patiënt, een aangeklede patiënt.
redden het geredde hert, een gered hert

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten maken

Slide 10 - Tekstslide