5.8 spelling

Stillezen
timer
10:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Stillezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Spelling - H5.8

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
  •  je kunt een voltooid deelwoord spellen
  • je kunt een bijvoeglijk naamwoord spellen
  • je kunt de trappen van vergelijking maken
  • je kunt 10 dicteewoorden correct schrijven

 
 



Slide 3 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 6 - Quizvraag

Welk zelfstandig naamwoord staat in het meervoud?
A
beker
B
meisjes
C
tafel
D
auto

Slide 7 - Quizvraag

Hieronder staan drie woorden. Kies bij elk zelfstandig naamwoord de juiste spelling van het meervoud.
1 Een bedrijf, twee …

A
bedrijven
B
bedrijfen
C
bedrijffen

Slide 8 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord:
de maaltijd – de gezonde maaltijd
het mes – het scherpe mes

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
• Hoort het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord met het lidwoord de? Dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -e, ook als je het lidwoord een gebruikt:
de gezonde maaltijd – een gezonde maaltijd

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
• Hoort het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord met het lidwoord het? Dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord ook op -e. Maar: je schrijft géén -e als je het lidwoord een gebruikt.
het scherpe mes – een scherp mes

Slide 11 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden geven aan waar iets van gemaakt is. Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met
 ­-en­:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring.

Er zijn uitzonderingen: een aluminium fiets; een plastic pop.

Slide 12 - Tekstslide

voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord is nooit het enige werkwoord in de zin.
  • Meestal staat er een vorm van hebben, zijn of worden in de zin als persoonsvorm. Bv. Hij heeft gisteren getraind
  • Het voltooid deelwoord staat vaak achteraan in de zin.
  • Een voltooid deelwoord begint vaak met ge- (kan ook beginnen met be-, ver-, ont-, er- of her-. Bv. Hij heeft haar bedankt. 

Slide 13 - Tekstslide

voltooid deelwoord
  • Voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden eindigen op -d of -t.  Om te bepalen of het een -d of -t is, zijn er twee manieren:
  1.  het woord langer maken. Bv. De rekening is betaald (de betaalde rekening).
  2. 't Kofschip X gebruiken. In het kofschip? Dan -t, zo niet: -d! 
  • Voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden eindigen meestal op -en. Bv. hij heeft geslapen. 

Slide 14 - Tekstslide

Dicteewoorden

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken: opdracht 3 tot en met 6 en
 opdracht 8 tot en met 12
timer
10:00
Klaar?
  • Versterk jezelf spelling algemeen
  • lezen eigen boek

Slide 16 - Tekstslide

Trappen van vergelijking (KGT)
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meer zaken met elkaar te vergelijken.
Er zijn drie trappen: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.

Slide 17 - Tekstslide

De stellende trap
De stellende trap geeft aan dat zaken gelijk of gelijkwaardig zijn:
Hij is net zo vrolijk als ik.

Bij de stellende trap gebruik je als.

Slide 18 - Tekstslide

De vergrotende trap
De vergrotende trap geeft aan dat zaken niet gelijk of gelijkwaardig zijn:
Hij is vrolijker dan ik.

Bij de vergrotende trap gebruik je dan.

Slide 19 - Tekstslide

De overtreffende trap
De overtreffende trap geeft aan dat de ene zaak alle andere overtreft:
Hij is de vrolijkste van de klas.


Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag!

Maken opdracht 14 tot en met 17 + 19 en 20a.
timer
10:00
Klaar?
  • Test jezelf 5.8 
  • lezen eigen boek

Slide 21 - Tekstslide