Lees de theorie van paragraaf 6.2 in je boek (blz 164 - 167).
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
STARTOPDRACHT :
Lees de theorie van paragraaf 6.2 in je boek (blz 164 - 167).
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
6.2 Het gaat om de winst!
STAPPENPLAN :
1. Lees de theorie van paragraaf 6.2 in je boek (blz 164 - 167).
2. Beantwoord in Lesson-up een vraag over wat je hebt gelezen.
3. Krijg extra uitleg over de vraag van de docent.
4. Je krijgt een rekensom over de vraag.
5. Klaar? We gaan oefenen met wat rekensommen.
Slide 3 - Tekstslide
Brutowinstopslag
A
Tel je op bij je verkoopprijs
B
Tel je op bij de inkoopprijs
C
Haal je van de verkoopprijs af
D
Haal je van de inkoopprijs af
Slide 4 - Quizvraag
Welke stelling klopt?
A
De verkoopprijs is lager dan de inkoopprijs
B
De inkoopprijs is hetzelfde als de verkoopprijs
C
De verkoopprijs is hoger dan de inkoopprijs
D
De verkoopprijs altijd 2 x de inkoopprijs
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Je kiest zelf wat je wilt. 60 % brutowinstopslag
bij inkoopprijs € 80 is dus :
60 : 100 x € 80 = € 48 dan € 48 + € 80 = € 128
of (100 % + 60 %=) 160 : 100 x € 80 = € 128
Slide 7 - Tekstslide
De inkoopprijs is € 70,- De brutowinstopslag is € 60 % Wat is de verkoopprijs ?
A
€ 42,-
B
€ 28,-
C
€ 128,-
D
€ 112,-
Slide 8 - Quizvraag
De inkoopprijs is € 30,- De brutowinstopslag is 70 % Wat is de verkoopprijs ? (NOTEER CIJFERS GEEN EUROTEKEN )
Slide 9 - Open vraag
BTW
A
Belasting ticket waarde
B
Bruto toegevoegde waarde
C
Belasting toegevoegde waarde
D
België toch wereldkampioen
Slide 10 - Quizvraag
De consumentenprijs
A
is net zo veel als de verkooprijs
B
is de prijs exclusief btw
C
is het bedrag dat de verkoper mag houden
D
is de prijs inclusief btw
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Je kiest zelf wat je wilt. 21 % btw
bij verkoopprijs van € 80 is dus :
21: 100 x € 80 = € 16,80 dan € 16,80 + € 80 = € 96,80
of (100 % + 21 %=) 121: 100 x € 80 = € 96,80
Slide 13 - Tekstslide
De verkoopprijs is € 70,- De btw is 21 % Wat is de CONSUMENTENPRIJS?
A
€ 14,70,-
B
€ 21,-
C
€ 84,70,-
D
€ 70,-
Slide 14 - Quizvraag
De verkooprijs is € 30,- De btw is 9 % Wat is de consumentenprijs? (NOTEER CIJFERS GEEN EUROTEKEN )
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
BTW in de consumentenprijs is
A
niet in euro's uit te rekenen
B
geld dat de klant mag houden
C
een deel van 100 %
D
een deel van 109 of van 121 %
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
De consumentenprijs is € 40,- De btw is 21 % Hoeveel euro is de BTW ? (rond af op 2 decimalen)
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Video
01:14
afzet is?
A
het aantal producten dat je verkoopt
B
de aantal keer dat je inkopen doet
C
de aantal keer dat je inkopen doet
D
het aantal klanten aan wie je verkoopt
Slide 21 - Quizvraag
01:25
Slide 22 - Tekstslide
01:25
Je verkocht in oktober maand in totaal 110 fatbikes vanuit je webshop. Deze verkoop je voor € 900,- per stuk. Hoeveel was je omzet in oktober? (vergeet de punt niet te typen als duizendtal, geen euroteken)
Slide 23 - Open vraag
02:20
Je omzet is € 25.000 en je inkoopwaarde is € 12.000. De bedrijfskosten zijn € 3.500. Hoeveel is de nettowinst? (geen euroteken noteren en vergeet de punt niet)
Slide 24 - Open vraag
Brutowinst
A
is altijd meer dan nettowinst
B
is uiteindelijk je winst die overblijft
C
is de omzet -inkoopwaarde
D
is nettowinst - inkoopwaarde
Slide 25 - Quizvraag
nettowinst
A
is altijd meer dan de brutowinst
B
is uiteindelijk je winst die overblijft
C
is de omzet -inkoopwaarde
D
is afzet x verkoopprijs
Slide 26 - Quizvraag
OMZET --> NETTORESULTAAT
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Nog hulp nodig?
Kijk naar de volgende dia's anders kun je aan de slag met het maken van de digitale opgaven in de planning.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Het gaat om de winst! Leerdoel 1)
Een ondernemer wil winst maken...
verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs is zijn brutowinst
brutowinst als percentage van de inkoopprijs is brutowinstopslag
Verkoopprijs kano € 180
Inkoopprijs kano € 95
Brutowinst 180 - 95 = € 85
Brutowinstmarge = (85 : 95) x 100 = 89,5%
Verkoopprijs kano € 180
Inkoopprijs kano € 95
Brutowinst 180 - 95 = € 85
Slide 31 - Tekstslide
BTW:
Belasting toegevoegde waarde / omzetbelasting
9% -> bepaalde producten (bijv. levensmiddelen)
21% -> normaal tarief
De verkoper draagt dit af (betaalt dit) aan de belastingdienst
Het gaat om de winst!
Slide 32 - Tekstslide
btw
Consumentenprijs
verkoopprijs kano € 180
btw kano 0,21 x 180 = € 37,80
Consumentenprijs = 180 + 37,80 = € 217,80
VB
6.2.1 Het gaat om de winst!
verkoopprijs
De verkoopprijs + BTW = de consumentenprijs
(100%) + (9% of 21%) = (109% of 121%)
Slide 33 - Tekstslide
6.2.1 Het gaat om de winst! Leerdoel 3)
verkoopprijs
btw +
consumentenprijs
100%
9% +
109%
100%
21% +
121%
De consumentenprijs van een kano is € 217,80.
-> Laat met een berekening zien wat de verkoopprijs is.
217,80 / 121 * 100 = € 180
Slide 34 - Tekstslide
6.2.1 Het gaat om de winst! Leerdoel 3)
verkoopprijs
btw +
consumentenprijs
100%
9% +
109%
100%
21% +
121%
De consumentenprijs van een kano is € 217,80.
-> Laat met een berekening zien hoeveel btw je betaald.
Slide 35 - Tekstslide
Omzet
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Overige / bedrijfskosten -
Nettoresultaat
afzet x verkoopprijs
O
afzet x inkoopprijs
I
Andere kosten dan inkoopkosten (bijv. huur-, loon- en reclamekosten)