H -
Herhaal de vraag en en beantwoord de kern van de vraag.
O - Omdat.....
U - Uitleg.
Bij een tekstbron verwijs je naar de bron. Dit doe je zo:
Ik lees in de bron dat…… (schrijf een zin uit de bron over)
Bij een beeldbron verwijs je naar de bron. Dit doe je zo:
Ik zie in de bron dat……. (schrijf een voorbeeld op van wat je ziet)
Leg daarna uit waarom je voor dit voorbeeld kiest.
D - Dus - conclusie.