Haben und sein in Präteritum und Perfekt

Wat is de juiste vertaling van:
hij was
A
er ist
B
er was
C
er wart
D
er war
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat is de juiste vertaling van:
hij was
A
er ist
B
er was
C
er wart
D
er war

Slide 1 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
jullie hadden
A
ihr hattet
B
ihr habtet
C
ihr habt
D
ihr hatten

Slide 2 - Quizvraag

Vertaal de volgende zin in het Duits:
Sophie heeft een boek (ein Buch)gelezen.

Slide 3 - Open vraag

Hoe vertaal je:
U was
A
Sie waren
B
Sie was
C
Sie seinten
D
Sie warten

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
jullie zijn geweest
A
ihr sind gewesen
B
ihr seid gewest
C
ihr sind gewest
D
ihr seid gewesen

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal de volgende zin in het Duits:
Heb jij al geleerd (gelernt)?

Slide 6 - Open vraag

Hoe vertaal je:
jij hebt gehad
A
du habst gehaben
B
du hast gehaben
C
du hast gehabt
D
du hat gehabt

Slide 7 - Quizvraag

Das Kind ....(haben, vt) nicht geschlafen.
A
hat
B
habt
C
hatte
D
hattest

Slide 8 - Quizvraag

Vul het juiste in:
Du (zijn, vt) ............gestern doch auch hier?
A
warst
B
was
C
wast
D
warest

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Ik ken de vervoegingen van haben, sein in de verleden tijd
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll