week 40 herhalen - zww, kww en hww

Lesprogramma
  • Stil lezen
  • Lesdoel
  • Herhalen zww, hww en kww

  • Zelf aan de slag
  • Voor de volgende les
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesprogramma
  • Stil lezen
  • Lesdoel
  • Herhalen zww, hww en kww

  • Zelf aan de slag
  • Voor de volgende les

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les is je kennis over het zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord opgehaald.

Slide 3 - Tekstslide

zww
Geeft aan wat er wordt gedaan --> Het onderwerp doet iets.
Er staat altijd 1 zelfstandig werkwoord in de zin.

Imme fietst elke dag naar school.
Imme is naar school gefietst.
Imme zal elke dan naar school moeten fietsen.

Slide 4 - Tekstslide

hww
Als een zin meerdere ww heeft, is het ww dat de handeling aangeeft altijd een voltooid deelwoord of een infinitief. 
De persoonsvorm en eventuele andere ww zijn dan een hulpwerkwoord.

Imme is elke dag naar school gefietst.
Imme zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 5 - Tekstslide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 6 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 7 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 8 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 9 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 10 - Sleepvraag

kww
Er zijn 9 koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Slide 11 - Tekstslide

kww
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan het deel waarin een bnw of znw staat. 

Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.


Peter is een gezellige vriend. (is geeft geen handeling aan, het koppelt Peter aan een gezellige vriend.)

Slide 12 - Tekstslide

kww
In een zin kunnen ook een hww en een kww voorkomen. Het kww is dan een volt.dw of een infinitief.

Junior is twee weken ziek geweest.
Kww= geweest, Hww= is.

Slide 13 - Tekstslide

kww/hww/zww
Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!

Slide 14 - Tekstslide

Zij zou naar school komen.

zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 15 - Quizvraag

Later wordt mijn broer tandarts.

wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 16 - Quizvraag

Hij wordt een aardige docent.

wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 17 - Quizvraag

Zij zou naar school komen vandaag.

zou: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 18 - Quizvraag

Die jongen blijkt een taaie te zijn.

zijn: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 19 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Wat?
Maak de herhalingsopdracht over het zww, hww en kww die in Teams staat.

Hoe?
Open de opdracht op je computer en typ de antwoorden in Word of schrijf ze in je schrift.

Klaar?
Lever de opdracht in via Teams voor dinsdag 5 oktober.
Ga naar www.camiumned.nl en oefen verder met het zww, hww en kww.

Slide 20 - Tekstslide

In hoeverre kan jij een zww, hww en kww uit de zin halen?
0100

Slide 21 - Poll

Voor de volgende les
Dinsdag 5 oktober
Maak de opdracht af en lever de opdracht in via Teams. Als je de opdracht in je schrift hebt gemaakt dan lever je een foto in.

Slide 22 - Tekstslide