In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Een heterozygoot zwart mannetjes konijn kruist met een wit vrouwtje.
Zwart is dominant over wit.
Hoe groot is de kans op een wit konijn? (kruisingsschema maken voor jezelf!)
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 1 - Quizvraag
Stambomen
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide ouders hebben genotype AA
B
Beide ouders hebben genotype Aa
C
Beide ouders hebben genotype aa
Slide 2 - Quizvraag
Stambomen
Welk kind is afwijkend?
A
Kind 11
B
Kind 6
C
Kind 17
D
Kind 19
Slide 3 - Quizvraag
BS 5 Variatie in Genotype
Slide 4 - Tekstslide
Hoeveel allelen van een gen zitten er in een lichaamscel?
A
46
B
23
C
2
D
1
Slide 5 - Quizvraag
hoeveel allelen van een gen zitten er in een eicel of in een zaadcel?
A
46
B
23
C
2
D
1
Slide 6 - Quizvraag
Een gen in de maagwand zet aan tot aanmaak van een enzym pepsinogeen. dit wordt door maagzuur omgezet in pepsine. Pepsine maakt een begin aan de vertering van eiwitten.
Is dat gen ook aanwezig in cel van de lever?
Slide 7 - Open vraag
Leerdoelen
* Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting
variatie in het genotype ontstaat.
* Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt
omschrijven hoe kanker ontstaat.
Slide 8 - Tekstslide
Ongeslachtelijke voortplanting
Dit is een vorm van voortplanting waarbij een deel van een plant uitgroeit tot een nieuwe plant.
Het genotype van de nieuwe plant blijft dus precies hetzelfde.
Voorbeelden van ongeslachtelijke voortplanting zijn:
- Stekken
- Knollen/bollen
Slide 9 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting
Bij geslachtelijke voortplanting versmelten de kernen van twee geslachtscellen met elkaar.
Doordat geslachtscellen allemaal verschillende genotypen hebben, ontstaan er nakomelingen met steeds nieuwe genotypen.
Slide 10 - Tekstslide
Veredeling
In de landbouw en veeteelt willen de producenten zo veel mogelijk gunstige eigenschappen in één nakomeling krijgen
Daarom passen ze kunstmatige selectie toe:
De individuen met de meest gunstige eigenschappen worden met elkaar gekruist
Dit wordt veredelinggenoemd.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Mutaties
Een mutatie is een plotselinge verandering in het genotype.
Als een mutatie in een lichaamscel ontstaat, verandert het genotype van de andere cellen niet. Er gebeurd dus niet zo veel.
Als de mutatie in een geslachtscel zit, en deze wordt bevrucht, dan zit de mutatie in alle cellen.
Slide 13 - Tekstslide
Mutaties
Een individu (ook bij dieren) bij wie de mutatie in fenotype tot uiting komt, noemen we een mutant.
Albinisme is een voorbeeld van zo'n mutatie.
Er zijn heel veel mutaties mogelijk.
Slide 14 - Tekstslide
Ontstaan van mutaties
Mutatie kunnen heel af en toe spontaan ontstaan, bijvoorbeeld tijdens een celdeling.
Een mutatie kan ook ontstaan door invloeden van buitenaf: mutagene invloeden.
UV- straling (Zon)
Sigarettenrook
Asbeststof
Röntgen- en radioactieve straling
Slide 15 - Tekstslide
Tumor (gezwel)
Soms zorgt een mutatie ervoor dat cellen snel en zonder stoppen gaan delen.
Daardoor ontstaat er een tumor.
Soms is deze tumor goedaardig.
Deze groeit langzaam en tast omliggend weefsel niet aan.
Soms is een tumor kwaadaardig.
Deze groeit snel en tast omliggend weefsel aan. Dit noemen we kanker.
Slide 16 - Tekstslide
Kanker
Als de cellen van een kwaadaardige tumor in hetbloedkomen kunnen ze zich door het lichaam verspreiden en meer tumoren vormen.
Dit noemen we uitzaaiingen' (metastase).
Slide 17 - Tekstslide
Wat is ongeslachtelijke voortplanting?
A
Voortplanting door seks
B
Voortplanting zonder seks
C
Voortplanting zonder geslachtscellen
D
Voortplanting met geslachtscellen
Slide 18 - Quizvraag
Ongeslachtelijke voortplanting is met
A
eicellen
B
stuifmeelkorrels
C
beide
D
beide niet
Slide 19 - Quizvraag
Bij geslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen...
A
variatie in genotype en fenotype
B
variatie in genotype maar gelijk fenotype
C
hetzelfde fenotype en een ander genotype
D
allemaal hetzelfde genotype en fenotype
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een mutatie?
A
Een plotselinge verandering van het genotype
B
Een plotselinge verandering van het fenotype
C
Door straling krijg je een gek uiterlijk
D
Kankercellen
Slide 21 - Quizvraag
Bij welke soort cellen heeft een mutatie het grootste gevolg?
A
1 lichaamscel
B
1 geslachtscel
Slide 22 - Quizvraag
Mutagene invloeden zijn stoffen van buitenaf die invloed hebben op mutaties. Noem hier voorbeelden van.
Slide 23 - Woordweb
Aan de slag!
Aan het werk met basisstof 3.5 opdracht 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9 en 10