literatuurexamen

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

onderdelen mondeling: in 3 onderdelen
1. Commentaar op de samenstelling van je leesdossier  
2. Je ontwikkeling als lezer.
3. Je oordeel over de boeken die je hebt gelezen.

Slide 2 - Tekstslide

 je baseert je op je leesverslagen en of je logboek
1 eerste verwachting
2 biografie schrijver
3 personages
4 tijd
5 ruimte
6 perspectief
7 motieven/thema
8 beargumenteerd oordeel

Slide 3 - Tekstslide

Onderdeel 1: Commentaar op de samenstelling van je literatuurlijst  

hiervoor gebruik je de volgende literaire begrippen:
  • thema
  • tijd
  • ruimte
  • personages
  • perspectief

Slide 4 - Tekstslide

allereerst vergelijk je je boeken met elkaar:

  • Wat zijn de thema’s, hoe zijn ze uitgewerkt, is er overeenkomst, zijn er tegenstellingen? 

  • Kijk ook naar de andere literaire begrippen (perspectief, tijd, ruimte, personages, stijl, opbouw enzovoorts). Zijn er overeenkomsten of juist grote verschillen te ontdekken tussen de boeken? 


Slide 5 - Tekstslide

Daarnaast vertel je bij dit onderdeel iets over:
· Hoe kies jij je boeken uit? 


 Geef telkens voorbeelden uit je boeken en zorg ervoor dat je je Engelse boeken ook behandelt. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

1e verwachting: 
  • Waarover denk je dat het boek gaat. Waarom denk je dat? 
  • Wat zie je op de kaft en welke vragen roept dit bij je op?
  • Lees twee bladzijdes en de flaptekst: welke vragen heb je na het lezen hiervan?

Slide 8 - Tekstslide

2 biografie van de schrijver
  • algemene gegevens
  • jeugd
  • ouders
  • bekendste werk/boeken
  • andere opvallende zaken
  • vermeld bron en gebruik tenminste twee bronnen.

Slide 9 - Tekstslide

3) personages
- hoe zien ze eruit
- wat doen ze of wat doen ze juist niet 
- wat weet je over hun karakter?
- welke relaties heeft het personage met de andere personen

twee soorten personages:
- round (je weet alles: het personage maakt een ontwikkeling door)
- flat (je weet slechts een klein gedeelte, dit personage speelt een bijrol 

Slide 10 - Tekstslide

3 personages
- welk probleem heeft de hoofdpersoon?
- hoe gaat hij met dit probleem om?

- kijk naar je gelezen boeken
- zijn er personages die overeenkomsten vertonen? (misschien worstelen ze wel met dezelfde problemen)
- gaan ze op dezelfde manier met de problemen om?
- wat valt nog meer op?

Slide 11 - Tekstslide

5 Ruimte (en handeling)

Onder de ruimte verstaan we niet alleen de plaats van handeling, maar ook het weer, seizoen, verleden en toekomst. 
De ruimte zorgt voor sfeer en spanning. Past de ruimte bij de handeling dan spreek je van overeenkomst tussen ruimte en handeling. Omgekeerd spreek je van contrast tussen ruimte en handeling.

Beschrijf hoe de ruimte het verhaal beïnvloedt. Vraag je eens af wat er zou veranderen als je het verhaal in een ander land of in een andere tijd zou plaatsen.

Slide 12 - Tekstslide

lesopdracht
- Pak 3 boeken waarvan jij vindt dat de ruimte een grote rol speelt (zoals op de vorige bladzijde is beschreven)
- Neem een apart blad en beschrijf de ruimtes die gebruikt worden voor de gebeurtenis(sen) in elke van de drie boeken
- Beschrijf hoe de ruimte het verhaal beïnvloedt. Vraag je eens af wat er zou veranderen als je het verhaal in een ander land of in een andere tijd zou plaatsen.
- Zie je overeenkomsten/verschillen tussen de boeken? Noteer dit.
- Aan het eind van de les brengen een paar leerlingen verslag uit

Slide 13 - Tekstslide

vandaag 26 februari
- lezen in je boek
- afmaken opdracht over ruimte
- start vergelijken boeken over het begrip 'opbouw'
 

Slide 14 - Tekstslide

VERHAALOPBOUW 
1 Ab ovo: Wanneer een verhaal netjes aan het begin begint, wordt dit ab ovo genoemd.
Als lezer krijg je in zo’n geval een inleiding op het verhaal, je maakt kennis met de personages en hun omstandigheden en ook met de toestand (fysiek en psychologisch) waarin deze personages zich bevinden.

2 In medias res: Wanneer je in het midden van een verhaal begint, weet je nog niets van de personen, wat er vooraf is gegaan, enz. Zo’n begin wordt een in medias res genoemd.

​3 post partum: Je kunt ook beginnen bij het einde en van daaruit terugblikken. Een gebeurtenis uit het heden confronteert de hoofdpersoon dan vaak met een onverwerkt stuk verleden waar hij in de loop van het verhaal steeds verder induikt.

Slide 15 - Tekstslide

vervolg opbouw
-  heeft je boek hoofdstukken?
-  zijn er hoofdstuktitels of nummers?
-  hebben de titels betekenis?
-  heeft je boek en open eind of gesloten eind (sprookje)

tijd heeft ook met opbouw te maken:
- is het chronologisch opgebouwd?
- zijn er tijdssprongen? (flashbacks of flashforward)
- etc.

Slide 16 - Tekstslide

- pak je schema erbij kijk naar de opbouw van de verschillende boeken
- bepaal over welke boeken je iets kan zeggen mbt de opbouw (aan hand van de punten van de vorige bladzijdes)
- geef ook je mening (bijvoorbeeld: vind je een open eind prettig)
- vraag je ook af waarom een schrijver voor een bepaalde opbouw heeft gekozen

Slide 17 - Tekstslide

onderdeel 2: Je ontwikkeling als lezer
Literatuur gaat over menselijke thema’s/onderwerpen.  
1 Heb je nieuwe inzichten gekregen over onderwerpen door de manier waarop ze in de boeken werden beschreven? (anders gezegd: heb je iets geleerd van de boeken die je hebt gelezen)
2 Heb je een favoriet onderwerp voor verhalen ontdekt?
3 Heb je een schrijver ontdekt van wie je meer wilt lezen?
4 Wat zijn je ideeën over literatuur: wat is literatuur volgens jou
5 Welk boek past het best bij jouw ideeën over literatuur?
• Herlees ten slotte je leesautobiografie en geef aan of je persoonlijke leessmaak is veranderd of niet. Ben je andere boeken/schrijvers gaan waarderen?
• Geef voor alles wat je vertelt voorbeelden uit de boeken van je leesdossier.

Slide 18 - Tekstslide

wat is literatuur
Bekijk het volgende filmpje: waarom lezen mensen


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide