Les 2 Denkvermogen

Les 2 Denkvermogen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 2 Denkvermogen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma 
18 mei -  Hemelvaart 
25 mei - Les 1 Introductie en aanleiding 21st skills in programma
01 juni -  Les 2 Denkvermogen
08 juni - Les 3 Digitale vaardigheden
15 juni - Les 4 Interpersoonlijke vaardigheden
22 juni - Les 5 Intrapersoonlijke vaardigheden
29 juni - Les 6 Hoe nu verder?
06 juli  - Toetsweek

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les 1
Aan het einde van deze les:
  1. Weet je wat denkvaardigheden zijn
  2. Weet je wat denkvaardigheden jou opleveren
  3. Weet je hoe je denkvaardigheden kunt oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

21st century skills
Er zijn elf 21st century skills, die weer onderverdeeld kunnen worden in vier groepen:

  • Digitale vaardigheden
  • Denkvaardigheden
  • Interpersoonlijke vaardigheden
  • Intrapersoonlijke vaardigheden

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Denkvermogen
  • Informatie doorzien en op waarde schatten
  • Onjuistheden signaleren
  • Visie of mening beoordelen

"beargumenteerd een mening vormen of beslissing nemen"
Welk cijfer ontbreekt?

Slide 6 - Tekstslide

Bij denkvaardigheden gaat het om: informatie te doorzien en op waarde te schatten, onjuistheden te signaleren en om een visie of mening tegen het licht te houden. Op basis daarvan kan een leerling beargumenteerd een eigen oordeel of standpunt bepalen of een beslissing nemen. Hierbij hoort een kritische houding, waarbij het gaat om het verlangen om goed geïnformeerd te zijn, de neiging om redenen en oorzaken te zoeken, ruimdenkendheid, respect voor standpunten van anderen en de bereidheid om die standpunten mee te wegen. Tenslotte zijn reflectie en zelfregulerend vermogen van belang: een kritisch denker onderzoekt bewust het eigen denkproces en stelt zo nodig zijn beslissing, opvatting of handeling bij.

+2  en /2 goede antwoord = 10
Taxonomie van Bloom
Bovenste drie gaat om denkvaardigheden

"Best spannend"

Slide 7 - Tekstslide

Als je wilt dat een sneeuwpop niet smelt, moet je hem dan een jas aantrekken of juist niet? Typisch een vraag die je kunt stellen als je leerlingen eens echt aan het nadenken wilt zetten. Op een nieuwe website van het SLO staan tal van uitdagende vragen en opdrachten waar zelfs de slimste leerlingen niet zo maar het antwoord op weten.
Om meteen een misverstand uit de weg te ruimen: de website is beslist niet alleen bedoeld voor hoogbegaafden en andere bollebozen. Projectleider Han Noordink (SLO):
“Alle leerlingen, van vmbo tot gymnasium, verdienen het gestimuleerd te worden tot dieper nadenken. Het gaat bij hogere denkvaardigheden om analytisch en creatief denken. Dat kan op alle niveaus. Leerlingen worden beter toegerust voor wat in de 21e eeuw van hen wordt verwacht. Oefenen van hogere denkvaardigheden stimuleert samenwerken, kritisch denken en sociaal en cultureel vaardig zijn. Hogere denkvaardigheid past ook in het streven naar talentmaximalisatie. Veel scholen proberen daar invulling aan te geven. Deze website helpt ze daarbij.”
Creëren in plaats van reproduceren
Wat zijn eigenlijk ‘hogere’ denkvaardigheden? Volgens de taxonomie van Bloom, die de basis was voor het ontwikkelen van deze website, kun je denkvaardigheden ordenen van laag naar hoog, in de volgorde:
herinneren;
begrijpen;
toepassen;
analyseren;
evalueren;
creëren.
De laatste drie worden tot de hogere denkvaardigheden gerekend. We spreken van hogere denkvaardigheden als leerlingen in staat zijn nieuwe informatie samen te brengen en te verbinden met informatie waarover ze al beschikten. Noordink:
“Bij hogere denkvaardigheden gaat het in essentie om het toepassen van denkvermogen in onbekende situaties. Oplossingen creëren, in plaats van reproduceren. Daarbij is niet alleen het goede antwoord van belang – vaak zijn meerdere antwoorden goed - maar vooral om de weg er naartoe. Ontdekkend leren dus.”
Ontwerp een woonwijk
De voorbeelden op de website zijn duidelijk. Bij aardrijkskunde is een van de opdrachten: ontwerp een woonwijk. Leerlingen (1e leerjaar) moeten een kaart maken van een nieuwe woonwijk. Ze krijgen een basiskaart met enkele summiere gegevens, zoals hoogteverschillen en water. Dit is de opdracht:
‘De nieuwe woonwijk, Tweeheuvels, komt te liggen op een mooie locatie. Met name de uitkijktoren op de oostelijke heuvel geeft een mooi uitzicht over de omgeving. Volgens de ontwerpster is er rekening gehouden met jong en oud. Zo komt de school in het westen bij het grote bos. Natuurlijk komt het voetbalveld dichtbij de school.
Er komt een winkelcentrum ten zuiden van de uitkijktoren waar ouderen kunnen genieten van uitzicht op het meertje. De busbaan eindigt bij het winkelcentrum en komt ook nog langs de school. Om de wijk aantrekkelijk te maken voor rijke mensen mogen er villa's op de heuvels gebouwd worden. De huizen voor de overige bewoners mogen alleen gebouwd worden in het lage deel van de wijk, tot de tien meter-hoogtelijn.’
Het maken van een kaart en dus het ontwerpen van een nieuwe omgeving valt onder de categorie ´creëren´ binnen hogere denkvaardigheden. De leerlingen mogen zelf kaartsymbolen bedenken en bepalen waar ze die op die kaart zetten.
Hoe leeft zo’n dier?
Een ander voorbeeld: biologie. Leerlingen moeten een dierenverblijf ontwerpen. Ze mogen kiezen voor welk dier: een soepschildpad, een citroenhaai, een atlasvlinder of een andere exotische soort.
Hoe leeft zo’n dier?
Wat heeft het nodig?
Aan welke eisen moet zijn verblijf voldoen?
Aan de hand van ontwerpstappen denken leerlingen na over de inrichting van het nieuwe onderkomen. Ze doen in verband hiermee onderzoek naar de leefomstandigheden van het dier. De leerlingen moeten ook rekening houden met de belangen van bezoekers en verzorgers. De uitkomsten van het onderzoek worden gebruikt bij het ontwerpen van het dierenverblijf.
Naast aardrijkskunde en biologie zijn er ook opdrachten voor:
Nederlands;
Engels;
wiskunde;
geschiedenis;
natuurkunde.
Zelf nadenken
Is het de bedoeling dat de opdrachten in plaats van de reguliere lesstof komen? Noordink:
“Ik zou eerder zeggen: aanvullend. Waar het in de normale lessituatie vaak gaat om reproduceren, komt het hier veel meer aan op zelf nadenken. In de methodes staan veelal reproductievragen. Wellicht kan een docent of sectie eens kijken of daar wat in gesnoeid kan worden, zodat er tijd vrijkomt voor opdrachten die meer creatieve denkkracht vergt van de leerlingen. En van de docent zelf natuurlijk.
Het is best een uitdaging om samen met de leerlingen onbekend terrein te betreden. Moet je die smeltende sneeuwman nou wel of geen jas aantrekken? Ook docenten hebben het antwoord niet altijd paraat. Hoe dan ook, het is verfrissend en inspirerend het boek nu en dan terzijde te leggen en de leerlingen met een kwestie te confronteren waar ze eens echt over na moeten denken en waar ze misschien veel bewuster mee bezig zijn dan met de gewone lesstof.
Natuurlijk houden docenten scherp de tussendoelen en eindtermen in de gaten, en is de methode de veiligste route daar naartoe, maar werken aan hogere denkvaardigheid levert minimaal net zo veel op en is in elk geval spannender en uitdagender. Ook voor de docent.
Deze opdrachten geven docenten de mogelijkheid eens op een heel andere manier met hun vak bezig te zijn. Trouwens, van leerlingen wordt al steeds meer denkvermogen verwacht. Ze moeten ‘aardrijkskundig’ of ‘historisch’ kunnen denken. Dat gaat verder dan dat wat ze traditioneel bij aardrijkskunde en geschiedenis moesten leren.
Hoe kun je jouw denkkracht trainen?
1. Conceptualiseren 
2. Vooronderstellingen: wees als Sherlock Holmes 
3. Begripsvragen: hier, neem een granaatappel! 
4. Problematiseren: stel een killer-question 
5. Dialectische oefening: eerst links, dan rechts, dan het midden 
6. Eindelijk eens een góed gesprek met jezelf: zelfconsultatie 
7. Argumentenbullshit: argumenten beoordelen op sterkte
We oefenen er een paar...

Slide 8 - Tekstslide

Denkoefeningen: waarom zou je je daar in hemelsnaam mee bezig houden?
Wel, omdat het heel erg leuk is om te doen! Én omdat het je veel oplevert: een helder hoofd,
rust en focus. Een soort actieve mindfulness, noemde één van mijn leerlingen het eens.
Ik kon vroeger nogal chaotisch zijn in mijn hoofd. Had wel tienduizend ideeën.
Tegelijk. Mijn brein associeerde er vrolijk op los. Niet gek, als je creatief
opgeleid bent tot theatermaker. Alleen….als je rustig wilt nadenken en ergens
écht een antwoord op wilt, kom je er niet met geneuzel en fantaseren op de
vlakte. Dus ik ging op zoek naar manieren om mijn eigen denken te verstevigen
en structureren. Met als doel meer helderheid in mijn hoofd, duidelijker weten
wie ik was, waar ik voor stond én daar ook helder over kunnen communiceren.
Zo ontdekte ik de praktische filosofie: niet vaag, niet zweverig, maar concreet, nuchter
denkwerk. Precies dát denkwerk dat ik nodig had voor meer structuur en focus. En een mooie
extra: het werd veel rustiger in mijn bovenkamer.
Alsof je je denkrommelzolder eens goed opruimt, afstoft en er een heerlijk frisse wind doorheen
laat waaien: nieuwe energie, meer ruimte en helderheid.
Ik ontdekte binnen die praktische filosofie heel veel concrete, simpele oefeningen waarvan ik
me afvroeg waarom we dat niet meteen op de basisschool geleerd krijgen.
Net zoals je met sporten in de sportschool jezelf tegenkomt (tenminste, ik kom mezelf keihard
tegen tijdens mijn wekelijkse sessie Bootcamp) word je ook in pittig denkwerk geconfronteerd
met je eigen sterktes en zwaktes. Ook hier kun je ontdekken dat je snel opgeeft, dat je een
dwarrelende geest hebt, dat je het té graag goed wilt doen, je kunt last hebben van
perfectionisme of de illusie hebben dat je het allemaal wel vlekkeloos beheerst.
En dat vind ik juist precies zo waardevol; door écht te leren nadenken ontdek je wie je bent,
waar je voor staat en wat je hier te doen hebt (en wat niet).
Uit ervaring kan ik je vertellen: daar word je leven een stuk leuker, stressvrijer en makkelijker
van. 

1. Conceptualiseren
Kijk naar de uitspraken hierna en destilleer er 1 helder concept uit. Zorg dat je het meest precieze concept kiest.

Slide 9 - Tekstslide

Een van de belangrijkste oefeningen in het kritisch en helder denken, is het conceptualiseren. Dat
betekent dat je leert te zien en analyseren welk concept in een vraag of statement zit.
Een concept is het centrale thema, het centrale idee, dat iemand presenteert in een vraag of
uitspraak.
Wat train je
Een enkel concept uit een vraag of uitspraak destilleren.
Dat helpt je hoofd- van bijzaken te onderscheiden, uitspraken en teksten te analyseren en de kern
uit een gesprek samen te kunnen vatten. 
Zwarte Piet moet zwart blijven, want het is een kinderfeest. Het is altijd al zo geweest, waarom
zou je dat nu ineens gaan veranderen? Concept?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben bewust vegetariër. Ik vind dat het oneerlijk is om dieren die er niet om gevraagd hebben,
voor ons eigen plezier te gebruiken. Concept?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er moeten automaten komen voor maandverband en tampons, zodat vrouwen daar gratis gebruik
van kunnen maken. Het klopt niet dat vrouwen meer kosten maken dan mannen, simpelweg omdat ze vrouw zijn. Concept?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Vooronderstellingen
Vind zoveel mogelijk vooronderstellingen voor elke vraag. De vooronderstelling begint met "schrijver denkt dat...", "schrijver is.....". 

Slide 13 - Tekstslide

2. Vooronderstellingen: doe als Sherlock Holmes.
Het opsporen van vooronderstellingen, van verborgen aannames onder
een vraag of uitspraak, is een goede denktraining én heel leuk om te
doen.
Een vooronderstelling is een idee dat verborgen is in een vraag of een
verklaring en niet expliciet wordt vermeld.
Op basis van logische analyse kun je op die manier veel te weten komen over een persoon.
Bijvoorbeeld: iemand die vraagt ‘waar is de koelkast?’ heeft waarschijnlijk honger.
De kans is namelijk heel klein dat iemand een fetisj heeft voor witte koelkasten en om die reden
vraagt waar de koelkast is.
Je zoekt dus naar waarschijnlijke vooronderstellingen, niet naar zekerheden of kleine
mogelijkheden.
Je leidt iets af uit wat iemand zegt, doet of wat je ziet. 
Waarom vind ik het moeilijk om met andere mensen samen te werken?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Is egoïsme slecht

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ben ik nuttig als ik niets doe?

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waarom weet ik niet hoe ik mijn tijd moet beheren?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

3. Begripsvragen
De docent leest een kort verhaal met 10 begripsvragen.
Beantwoord iedere vraag met 3 hypotheses. Je moet de antwoorden kunnen aantonen in de tekst. 

Slide 18 - Tekstslide

Begripsvragen helpen je een tekst beter te begrijpen. Ze dagen je uit om verder te lezen dan de
woorden die op papier staan en er je eigen interpretatie aan te geven. Woorden en concepten
krijgen zo een diepere betekenis en je denken wordt opgerekt en uitgedaagd. 


De granaatappels
Is kennis een vorm van macht?
Uit: Sufitales van Oscar Brenifier, hier te downloaden
Er was eens een jonge man die medicijnen studeerde bij een Soefi-meester, die ook een dokter was.
Na een paar jaar onder zijn voogdij, vroeg hij hem:
"Meester, als de volgende patiënt komt, laat mij, ik smeek u, voor hem zorgen, ik wil mezelf
bewijzen!"
- “Ik denk niet dat je er al klaar voor bent”, antwoordde de meester, “maar laten we een
experiment doen. Ik zal je de volgende patiënt laten behandelen en kijken wat er gebeurt”.
Kort daarna zaten ze thuis, toen er een man arriveerde.
De leraar zei onmiddellijk tegen de discipel:
- “Deze man is zichtbaar ziek.”
De student keek verbaasd naar zijn meester.
- “Hoe weet je dat?”
- “Kijk naar zijn gezicht en de kleur van zijn huid”, vervolgde de meester, “hij heeft een dieet van
granaatappels nodig”.
Toen de man bij hen in de buurt was, stond de student op en naderde hem met de woorden: "Je
bent ziek!"
- “Eh ja! antwoordde de man. Ik wist dit al! Waarom denk je dat ik naar de dokter kwam?”
- “Je moet granaatappels eten”, commandeerde de jongeman.
De man reageerde verrast.
- “Granaatappels! En waarom granaatappels? Dat is alles? Wekenlang heb ik me niet goed gevoeld!”
En hij ging teleurgesteld weg.
De jongeman wendde zich tot de meester:
- “Maar wat is er aan de hand? Wat heb ik verkeerd gedaan?”
De meester lachte zachtjes.
- “Wacht op een soortgelijke situatie en ik zal het je laten zien.”
De volgende dag zaten ze allebei voor de deur toen een andere man op hen afkwam.
Elke Wiss www.denksmederij.nl 7
- “Laat mij maar. Je zult het probleem zometeen begrijpen”, zei de meester, “omdat deze man ook
granaatappels nodig heeft”.
De arts nodigde de zieke man uit om binnen te komen en ging zitten. Hij beval hem om zich uit te
kleden en observeerde hem langdurig.
Toen stelde hij hem verschillende vragen, van nogal incidentele aard.
- “Oh, ik begrijp het ... Uw zaak is heel interessant en zeldzaam inderdaad! En ik zie dat je lijdt.
Wacht even, laat me denken ... Wat in zo'n geval wordt aanbevolen, is natuurlijk een natuurlijke
remedie. Wacht even! Een vrucht, misschien ... Met veel zaden ... Citroen? Nee, het kan te zuur voor
u zijn en slecht voor uw maag. Laten we eens kijken ... Ah! Ik weet het! Granaatappels. Dit is precies
wat je nodig hebt! Granaatappels ...”
De dokter keek tegelijkertijd intensief naar zijn cliënt, alsof hij een grote ontdekking had gedaan. De
patiënt, gerustgesteld, uitte zijn dankbaarheid, betaalde de dokter en ging heel gelukkig terug naar
huis.
De jonge man, geërgerd, zei:
- “Ik begrijp het niet! Ik zie geen verschil. Dit is precies wat ik gisteren zei tegen een andere patiënt:
je hebt granaatappels nodig!”
- “Dat is waar. Maar zie je, deze twee mannen, hadden iets anders nóg meer nodig dan
granaatappels: tijd.”
10 vragen
1. Waarom wil de jongeman zichzelf bewijzen?
2. Hoe weet de arts dat zijn student er niet klaar voor is?
3. Wat is de belangrijkste fout van de jongeman?
4. Waarom is de eerste patiënt teleurgesteld?
5. Waarom is de tweede patiënt tevreden?
6. Waarom is de student geïrriteerd?
7. Waarom heeft de student moeite om te begrijpen wat er is gebeurd?
8. Is de dokter een manipulator?
9. Wat weet de dokter dat zijn student niet weet?
10. Wat betekent de "behoefte aan tijd"?

Slide 19 - Tekstslide

De granaatappels
Is kennis een vorm van macht?
Uit: Sufitales van Oscar Brenifier, hier te downloaden
Er was eens een jonge man die medicijnen studeerde bij een Soefi-meester, die ook een dokter was.
Na een paar jaar onder zijn voogdij, vroeg hij hem:
"Meester, als de volgende patiënt komt, laat mij, ik smeek u, voor hem zorgen, ik wil mezelf
bewijzen!"
- “Ik denk niet dat je er al klaar voor bent”, antwoordde de meester, “maar laten we een
experiment doen. Ik zal je de volgende patiënt laten behandelen en kijken wat er gebeurt”.
Kort daarna zaten ze thuis, toen er een man arriveerde.
De leraar zei onmiddellijk tegen de discipel:
- “Deze man is zichtbaar ziek.”
De student keek verbaasd naar zijn meester.
- “Hoe weet je dat?”
- “Kijk naar zijn gezicht en de kleur van zijn huid”, vervolgde de meester, “hij heeft een dieet van
granaatappels nodig”.
Toen de man bij hen in de buurt was, stond de student op en naderde hem met de woorden: "Je
bent ziek!"
- “Eh ja! antwoordde de man. Ik wist dit al! Waarom denk je dat ik naar de dokter kwam?”
- “Je moet granaatappels eten”, commandeerde de jongeman.
De man reageerde verrast.
- “Granaatappels! En waarom granaatappels? Dat is alles? Wekenlang heb ik me niet goed gevoeld!”
En hij ging teleurgesteld weg.
De jongeman wendde zich tot de meester:
- “Maar wat is er aan de hand? Wat heb ik verkeerd gedaan?”
De meester lachte zachtjes.
- “Wacht op een soortgelijke situatie en ik zal het je laten zien.”
De volgende dag zaten ze allebei voor de deur toen een andere man op hen afkwam.
Elke Wiss www.denksmederij.nl 7
- “Laat mij maar. Je zult het probleem zometeen begrijpen”, zei de meester, “omdat deze man ook
granaatappels nodig heeft”.
De arts nodigde de zieke man uit om binnen te komen en ging zitten. Hij beval hem om zich uit te
kleden en observeerde hem langdurig.
Toen stelde hij hem verschillende vragen, van nogal incidentele aard.
- “Oh, ik begrijp het ... Uw zaak is heel interessant en zeldzaam inderdaad! En ik zie dat je lijdt.
Wacht even, laat me denken ... Wat in zo'n geval wordt aanbevolen, is natuurlijk een natuurlijke
remedie. Wacht even! Een vrucht, misschien ... Met veel zaden ... Citroen? Nee, het kan te zuur voor
u zijn en slecht voor uw maag. Laten we eens kijken ... Ah! Ik weet het! Granaatappels. Dit is precies
wat je nodig hebt! Granaatappels ...”
De dokter keek tegelijkertijd intensief naar zijn cliënt, alsof hij een grote ontdekking had gedaan. De
patiënt, gerustgesteld, uitte zijn dankbaarheid, betaalde de dokter en ging heel gelukkig terug naar
huis.
De jonge man, geërgerd, zei:
- “Ik begrijp het niet! Ik zie geen verschil. Dit is precies wat ik gisteren zei tegen een andere patiënt:
je hebt granaatappels nodig!”
- “Dat is waar. Maar zie je, deze twee mannen, hadden iets anders nóg meer nodig dan
granaatappels: tijd.”
3. Dialectische oefening
Geef bij onderstaande vragen steeds het antwoord "ja" met een argument èn het antwoord "nee" met een argument. Geef vervolgens een oplossing zodat "ja" en "nee" samen waar zijn. 
1. Is het wenselijk om naar je eigen verlangens te luisteren?
2. Zijn ideeën echt?
3. Kunnen we onbewust liegen?
4. Kunnen we alles zeggen?
5. Kunnen we overal om lachen?

Slide 20 - Tekstslide

5. Dialectische oefening: eerst links, dan rechts, dan het midden.
Dialectiek is in het algemeen gezegd een redeneervorm die door middel van het gebruik van
tegenstellingen naar waarheid probeert te zoeken.
Het zorgt ervoor dat je meerdere kanten van een zaak kunt bekijken, heldere concepten kunt
benoemen en die concepten ook aan elkaar kunt linken.
Wat train je
Argumentatie, dialectisch denken.
Ben je nieuwsgierig naar meer achtergrondinformatie over dialectisch denken,
check dan eens deze link.
OPDRACHT:
Hieronder zie je 5 vragen. Bij elke vraag, schrijf je een antwoord voor ‘ja’ en een antwoord voor
‘nee’. Geef vervolgens enkele argumenten die beide tegengestelde antwoorden ondersteunen.
Tot slot produceer je een synthese die deze tegenstelling overwint of oplost, zodat beide ideeën
samen kunnen functioneren.
Elk idee moet een kernconcept hebben en de synthese zal een nieuw concept voorstellen, dat het
hart van de synthese vormt
...denken kun je dus leren door oefenen!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies