Grammatica - aanwijzend en vragend vnw

Aanwijzend en vragend vnw
Grammatica woordsoorten H4
1hv
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aanwijzend en vragend vnw
Grammatica woordsoorten H4
1hv

Slide 1 - Tekstslide

Maar eerst nog even dit:
Woorden kunnen verschillende rollen spelen; ze kunnen tot verschillende woordsoorten behoren. Voorbeeld:

Ik koop een voetbal             voetbal = zelfstandig naamwoord
Ik voetbal in het eerste      voetbal = zelfstandig werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan:
die, dit, dat, deze, zulke, zo'n, zelf, dergelijke, hetzelfde, dezelfde


Deze leerling heeft goed gescoord, maar die niet.
Zo'n rotjaar heb ik zelf nog nooit meegemaakt.

Slide 3 - Tekstslide

Let op!
  • Dat en die zijn alleen aanw vnw als je ze kunt vervangen door dit of deze.
    - Dat jongetje eet zand; dát is gek! --> wel aanw vnw
    - Het jongetje dat zand at, was niet helemaal lekker. --> geen aanw vnw

  • Woorden die richting aangeven (daar, daarheen, daarover, daarlangs), zijn géén aanw vnw

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Ik zou eerder die rode mountainbike kopen dan zo'n blauwe.
A
die
B
zo'n
C
dan
D
die + zo'n

Slide 5 - Quizvraag

Vragend voornaamwoord
Staat aan het begin van een vraag:
Wie, wat, welke, wat voor (een)

Wie heeft dat gezegd?
Wat wil je vanavond eten?
Joris vroeg welke opdracht we moesten maken.
Wat voor een hondje is dat?
Dit zijn ze ook alle vier! Meer zijn er niet. Leer ze uit je hoofd!


Slide 6 - Tekstslide

Let op!
  • Wie en wat zijn géén vragend vnw als ze terugverwijzen naar een woord of een zin.
    - De docent van wie ik een extra koekje kreeg.
    - We kregen een koekje van de docent, wat heel lief was.

  • Waar, waarheen, waarom, wanneer en hoe zijn géén vragend vnw

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het vragend voornaamwoord in deze zin:
Naar welke film ben je geweest en waarom?
A
Naar
B
welke
C
waarom
D
welke + waarom

Slide 8 - Quizvraag

Wie zou er nog iets geven voor zulke oude barbiepoppen?
WIE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw

Slide 9 - Quizvraag

Wie zou er nog iets geven voor zulke oude barbiepoppen?
ZULKE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw

Slide 10 - Quizvraag

We vragen ons af of die paddenstoelen niet giftig zijn.
DIE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw

Slide 11 - Quizvraag

Ik moet iemand om hulp vragen, want dit klusje kan ik zelf niet aan.
DIT =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw

Slide 12 - Quizvraag

Ik moet iemand om hulp vragen, want dit klusje kan ik zelf niet aan.
ZELF =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw

Slide 13 - Quizvraag

Weten jullie voor welke artiest deze mensen hier in de rij staat?
WELKE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw

Slide 14 - Quizvraag

Weten jullie voor welke artiest deze mensen hier in de rij staat?
DEZE =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw

Slide 15 - Quizvraag

Wil jij ook zo'n lekkere donut?

ZO'N =
A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk woensdag 9 maart

Maak opdracht 1, 2 en 4 H4 grammatica woordsoorten
(pag 120 en 121)



Slide 17 - Tekstslide