Zelfstandig naamwoorden en persoonlijk voornaamwoorden

N
A
A
M
W
O
O
R
D
E
N
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

N
A
A
M
W
O
O
R
D
E
N

Slide 1 - Tekstslide

deus
is een ...
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Quizvraag

templum
is een ...
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 3 - Quizvraag

eum
is een ...
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 4 - Quizvraag

nobis
is een ...
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 5 - Quizvraag

eis
is een ...
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Naamwoorden
Naamwoorden hebben in het Latijn naamvallen,
om te laten zien wat het woord voor functie heeft in de zin:
- onderwerp
- lijdend voorwerp
- meewerkend voorwerp
- bijwoordelijke bepaling ("hoe" gebeurt iets?)
- bijvoeglijke bepaling ("van" wie is dit?)

Slide 7 - Tekstslide

Hoe weet je in het Nederlands welke functie een woord heeft in de zin? Wat speelt een belangrijke rol?

Slide 8 - Open vraag

Wat doe je er nou mee?
Door goed op de naamvallen te letten, maak je van het juiste woord onderwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke of bijvoeglijke bepaling enz.

Sommige zinnen zullen logisch zijn zonder dit uit te pluizen, maar loop je vast of is wat je opschrijft niet zo logisch, kijk dan eens goed naar de naamvallen.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht:
verbind de functie(s)
met de juiste naamval.
Nominativus
Genitivus
Dativus
Accusativus
Ablativus
Onderwerp
van de zin
Lijdend voorwerp
van de zin
Meewerkend
voorwerp
Bijvoeglijke
bepaling
Bijwoordelijke
bepaling
Moet van voorzetsels
pro,cum,sine,ab,ex,de
Moet van andere
voorzetsels
Naamwoordelijk deel
van het gezegde

Slide 10 - Sleepvraag

Hoe herken je een naamval?
Stap 1:  leer van alle groepen de uitgangen voor elke naamval
                = rijtje van rosa (1), dominus (2A), bellum (2B) en rex (3).

Stap 2: zoek van het woord waar je mee bezig bent de nominativus ev. in de
                woordenlijst => zo weet je bij welke groep dit woord hoort.

Stap 3: kijk naar de uitgang van het woord waar je mee bezig bent. 
                Welke naamval(len) van die groep hebben deze uitgang?

Slide 11 - Tekstslide

LET OP!!
Een woord mag NIET
"groepje hoppen"

Heb je gevonden bij welke groep jouw woord hoort?
Dan kun je de uitgangen van de andere groepen wegdenken

Slide 12 - Tekstslide

Rijtjes leren (1)
Groep 1            Groep 2A            Groep 2B            Groep 3
ros-a                 de-us                   muse-um           rex                   nomen              nom. ev.
ros-ae              de-i                       muse-i                 reg-is             nomin-is           gen.
ros-ae              de-o                      muse-o               reg-i               nomin-i             dat.
ros-am            de-um                  muse-um           reg-em          nomen               acc.
ros-a                de-o                      muse-o               reg-e              nomin-e            abl.
ros-ae              de-i                       muse-a               reg-es            nomin-a            nom. mv.
ros-arum        de-orum            muse-orum       reg-um          nomin-um        gen.
ros-is                de-is                    muse-is               reg-ibus       nomin-ibus      dat.
ros-as               de-os                  muse-a                reg-es            nomin-a            acc.
ros-is                de-is                    muse-is               reg-ibus        nomin-ibus     abl.
timer
3:00

Slide 13 - Tekstslide

Je hebt net de rijtjes (weer) geoefend.
Hoeveel procent denk je te kennen?
0100

Slide 14 - Poll

Rijtjes leren (2)
timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Rijtjes leren (3)
hij         zij          het                     zij           zij (V)   zij (O) 
timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Zinnen analyseren
Je krijgt zo over 2 zinnen een aantal vragen.

Wil je uitzoeken om welke naamval het gaat? 
Bedenk dan het stappenplan:
- zoek de groep d.m.v. de nominativus enkelvoud in woordenlijst
- zoek binnen de groep welke naamval(len) de uitgang gebruik-
   en, die het woord waar je mee bezig bent heeft. 

Slide 17 - Tekstslide

Dei sine hominibus in Olympo habitant.

Welk woord staat in de nominativus
en sluit dus aan bij PV 'habitant'?
A
dei
B
hominibus
C
Olympo

Slide 18 - Quizvraag

Dei sine hominibus in Olympo habitant.

Heb je bij de PV 'habitant' een LV of MW VW nodig?
(een OW heb je nu: 'dei')
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Dei sine hominibus in Olympo habitant.
Bij 'habitant' komt alleen een OW.
Toch staan er nog wat zelfstandig woorden in de zin. Staan hier voorzetsels voor?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Dei sine hominibus in Olympo habitant.

In welke naamval staan 'hominibus' en 'Olympo'?
A
nominativus
B
genitivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal nu de zin:
Dei sine hominibus in Olympo habitant.

Slide 22 - Open vraag

Ik had de vertaling:
helemaal goed
grotendeels goed
grotendeels fout
helemaal fout

Slide 23 - Poll

Zinnen analyseren
Nu volgt de tweede zin.

Wil je uitzoeken om welke naamval het gaat? 
Bedenk dan het stappenplan:
- zoek de groep d.m.v. de nominativus enkelvoud in woordenlijst
- zoek binnen de groep welke naamval(len) de uitgang gebruik-
   en, die het woord waar je mee bezig bent heeft. 

Slide 24 - Tekstslide

Homines eis sacra parant.

Welk woord staat in de nominativus
en sluit dus aan bij PV 'parant'?
A
homines
B
eis
C
sacra

Slide 25 - Quizvraag

Homines eis sacra parant.

Heb je bij de PV 'parant' een LV nodig?
(een OW heb je nu: 'homines')
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Homines eis sacra parant.

Welk woord staat in de naamval die bedoeld is om een lijdend voorwerp aan te geven?
A
eis
B
sacra

Slide 27 - Quizvraag

Homines eis sacra parant.

Verwacht je bij de PV 'parant' ook een MW VW?
Of zou er sprake kunnen zijn van een "ontvanger"?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Homines eis sacra parant.

In welke naamval staat een MW VW of "ontvanger" in het Latijn?
A
nominativus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 29 - Quizvraag

Homines eis sacra parant.

Klopt het dat 'eis' in de naamval voor MW VW / ontvanger staat?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Vertaal nu deze zin:

Homines eis sacra parant.

Slide 31 - Open vraag

Ik had de vertaling:
helemaal goed
grotendeels goed
grotendeels fout
helemaal fout

Slide 32 - Poll

Hoe nuttig was deze les voor jou?
Ken je de rijtjes beter? Weet je hoe je een zin kunt aanpakken? Weet je wat naamvallen doen in een Latijnse zin?

Slide 33 - Open vraag

EINDE

Slide 34 - Tekstslide