Bijvoeglijke bijzin

Bijvoeglijke bijzin
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijke bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling is geen zinsdeel , maar onderdeel van een zinsdeel.
De oude man loopt op straat
oude = bijvoeglijke bepaling bij man
De man in de auto gaat naar huis.
in de auto = bijvoeglijke bepaling bij man

Slide 3 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
De mooie tuin van de buurman wordt onderhouden .

De mooie tuin van de buurman = onderwerp
tuin = kern
mooie= bijvoeglijke bepaling bij tuin
van de buurman= bijvoeglijke bepaling bij tuin

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
De bijvoeglijke bijzin is een bijvoeglijke bepaling met een persoonsvorm.

Vind de bijvoeglijke bijzin:
 De wedstrijd die ingelast werd speelden  de voetballers  in de Kuip.

 die ingelast werd → (bijvoeglijke bijzin bij) wedstrijd

De bijvoeglijke bepaling ‘die ingelast werd’ bevat een pv (werd) en is daarom een bijvoeglijke bijzin en GEEN bijvoeglijke bepaling

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het antecedent?

Hij aait het katje dat drie maanden oud is.
A
dat
B
Hij
C
drie maanden
D
het katje

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

Alle foto's waarop hij te zien was, zijn verdwenen.
A
Alle foto's
B
waarop hij te zien was
C
Alle foto's waarop hij te zien was
D
zijn verdwenen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

Leerlingen die te laat in de les komen, moeten zich melden.
A
Leerlingen die
B
moeten zich melden
C
Leerlingen die te laat in de les komen
D
die te laat in de les komen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

Leraren die veertig uur per week werken, hebben
recht op arbeidstijdverkorting.

A
hebben recht op arbeidstijdverkorting
B
hebben recht op
C
leraren die
D
die veertig uur per week werken

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

De flat die aan de overkant staat, wordt verbouwd.


A
de flat die aan de overkant staat
B
die aan de overkant staat
C
wordt verbouwd
D
heeft er geen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

De bank aan wie veel mensen hun pensioen hadden toevertrouwd, is failliet.


A
hun pensioen hadden toevertrouwd
B
De bank is failliet
C
aan wie veel mensen hun pensioen hadden toevertrouwd
D
heeft er geen

Slide 11 - Quizvraag

Heb je de jongen van wie je de die vrijkaartjes voor het concert gekregen hebt, ontmoet in het cafeetje dat we vorige week ontdekten?
De bijvoeglijke bijzin is:
A
die vrijkaartjes voor het concert
B
in het cafeetje
C
van wie je die vrijkaartjes voor het concert gekregen hebt
D
er is geen bijvoeglijke bijzin

Slide 12 - Quizvraag

Het meisje met wie ik stond te praten, is mijn vroegere buurmeisje.
de bijvoeglijke bijzin is:
A
Het meisje
B
met wie ik stond te praten
C
is mijn vroegere buurmeisje
D
Het meisje is mijn vroegere buurmeisje.

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin heeft een bijvoeglijke bijzin?
A
De kinderen die daar lopen, zijn moe, omdat ze gegymd hebben.
B
Die kinderen zijn, door de gymles, moe.
C
Die kinderen daar zijn moe van het gymmen.
D
Omdat zij gegymd hebben, zijn die kinderen moe.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

Leerlingen die te laat in de les komen, moeten zich melden.
A
Leerlingen die
B
moeten zich melden
C
Leerlingen die te laat in de les komen
D
die te laat in de les komen

Slide 15 - Quizvraag

Ga naar de online omgeving van Nieuw Nederlands. Klik op trainen en oefen met één van de volgende onderdelen.



H1 Betrekkelijk voornaamwoord (blz. 30)

H2 Samentrekking (blz. 60)

H2 Onbepaald voornaamwoord (blz. 62)

H3 Verwijzen (blz. 92)\
H5 Lastig te benoemen woorden (blz. 156)

Slide 16 - Tekstslide