In deze les leer je zww, kww en hww in een samengestelde zin herkennen.
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik
Hoe zat het ook weer met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord?
Duidt een persoon, dier, of ding aan=?
persoonlijk voornaamwoord
Slide 3 - Tekstslide
geeft aan van wie iets is
bezittelijk voornaamwoord
..............? staan altijd alleen,staan geen zelfstandige naamwoorden bij
persoonlijk voornaamwoord vervangt het zelfstandig naamwoord
Slide 4 - Tekstslide
Hoe zat het ook weer met het koppel en hulpwerkwoord?
Een .......bevat altijd één koppelwerkwoord, een vorm van ( geef 6)
naamwoordelijk gezegde
zijn
worden
lijken
blijven
blijken
schijnen
Slide 5 - Tekstslide
In een zin met een werkwoordelijk gezegde, staat altijd een?
zelfstandig werkwoord
Als er meer dan 1 ww in de zin staat, dan is de pv altijd een?
hulpwerkwoord
Slide 6 - Tekstslide
– In de vakantie bezoekt (zww) Veerle graag een museum.
– In de vakantie wil (hww) Veerle graag een museum bezoeken (zww).
– In de vakantie zou (hww) Veerle graag een museum willen (hww) bezoeken (zww).
Slide 7 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zin:
– {hz Katrien Duck is ziek ( bz doordat ze gisteren iets verkeerds heeftgegeten), ( bz zodat ze vandaag niet zalkunnen optreden in Disneyland Parijs)}.
Deze samengestelde zin bevat zes werkwoorden.
Hoe stel je van elk werkwoord de woordsoort vast: zelfstandig werkwoord (zww), koppelwerkwoord (kww) of hulpwerkwoord (hww)?
Slide 8 - Tekstslide
vwo2- C.5-§10- voegwoord
1 Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.
2 Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast: werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng).
Doet het ow iets of is het ow iets?
3 Pas daarna per zin de regels voor de enkelvoudige zin toe.
(weet je het niet meer, kijk online in het vwo 1 boek, blz. 216 nw. gez.+218 zww-hww-kww of § 7+8 Cursus 5)
Slide 9 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Voorbeeld
Stap 1
De samengestelde zin bestaat uit de enkelvoudige zinnen:
Katrien Duck is ziek (1), /
doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten (2) /
zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs (3).
Slide 10 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Stap 2
zin 1 Katrien Duck is ziek, : ng: is [ziek]
zin 2 doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten :
wg = heeft gegeten
zin 3 zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs: wg = zal kunnen optreden
Slide 11 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Stap 3
zin 1: ng met één werkwoord → is = kww
zin 2: wg met twee werkwoorden → heeft (= pv) = hww, gegeten = zww
zin 3: wg met drie werkwoorden → zal (= pv) = hww, kunnen = hww, optreden = zww
Slide 12 - Tekstslide
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 13 - Tekstslide
§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Staat er: omcirkel, vul in, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken.
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!
Slide 14 - Tekstslide
Aan de slag
Slide 15 - Tekstslide
vwo 2-C5- zww-kww-hww in samengestelde zinnen
Voordat je de opdrachten gaat maken, bekijk je eerst de voorbeeldzinnen in de theorie op blz.228. Dit zijn andere zinnen dan de zinnen die je zojuist hebt gezien.