17-19 goed= groep A> Je maakt opdr. 1-3 en 4 blz. 229
11-13 goed= groep B> Je maakt opdr. 1-t/m 4 blz. 229
5-7 goed= groep C> je maakt opdr. 1-t/m 4 blz. 229
Snel klaar?
Groep A>Je gaat naar De Brug meestromen en maakt
§ 12 1 t/m 2 alle vragen
Groep B> Je gaat naar De Brug meestromen en maakt §12 vraag 1 t/m 3
Groep C>je gaat naar De Brug meestromen en maakt van § 6, §9
en § 12 de eerste vraag
Met alles klaar?
Je pakt je leesboek en leest rustig verder in je boek of je vraagt een extra opdracht
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les kun je zelfstandige werkwoorden, koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden in samengestelde zinnen herkennen
Slide 7 - Tekstslide
Terugblik
Hoe zat het ook weer met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord?
Duidt een persoon, dier, of ding aan=?
persoonlijk voornaamwoord
Slide 8 - Tekstslide
geeft aan van wie iets is
bezittelijk voornaamwoord
..............? staan altijd alleen,staan geen zelfstandige naamwoorden bij
persoonlijk voornaamwoord vervangt het zelfstandig naamwoord
Slide 9 - Tekstslide
Hoe zat het ook weer met het koppel en hulpwerkwoord?
Een .......bevat altijd één koppelwerkwoord, een vorm van ( geef 6)
naamwoordelijk gezegde
zijn
worden
lijken
blijven
blijken
schijnen
Slide 10 - Tekstslide
In een zin met een werkwoordelijk gezegde, staat altijd een?
zelfstandig werkwoord
Als er meer dan 1 ww in de zin staat, dan is de pv altijd een?
hulpwerkwoord
Slide 11 - Tekstslide
– In de vakantie bezoekt (zww) Veerle graag een museum.
– In de vakantie wil (hww) Veerle graag een museum bezoeken (zww).
– In de vakantie zou (hww) Veerle graag een museum willen (hww) bezoeken (zww).
Slide 12 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zin:
– {hz Katrien Duck is ziek ( bz doordat ze gisteren iets verkeerds heeftgegeten), ( bz zodat ze vandaag niet zalkunnen optreden in Disneyland Parijs)}.
Deze samengestelde zin bevat zes werkwoorden.
Hoe stel je van elk werkwoord de woordsoort vast: zelfstandig werkwoord (zww), koppelwerkwoord (kww) of hulpwerkwoord (hww)?
Slide 13 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Katrien Duck is ziek doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten, zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs.
De voorbeeldzin bestaat uit drie delen: een hoofdzin en twee bijzinnen. Elk van die delen is zelf een enkelvoudige zin. Je hebt geleerd hoe je in zo’n enkelvoudige zin vaststelt of een werkwoord een zww, kww of hww is. Die aanpak gebruik je ook bij enkelvoudige zinnen die samen een samengestelde zin vormen.
Slide 14 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Zo bepaal je in een samengestelde zin met welk soort werkwoord je te maken hebt
Verdeel de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen. Zet strepen tussen de zinnen.
Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast: werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng).
Pas daarna per zin de regels van pararaaf 6 blz. 216: zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord toe.
Slide 15 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Voorbeeld
Stap 1
De samengestelde zin bestaat uit de enkelvoudige zinnen:
Katrien Duck is ziek (1), /
doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten (2) /
zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs (3).
Slide 16 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Stap 2
zin 1 Katrien Duck is ziek, : ng: is [ziek]
zin 2 doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten :
wg = heeft gegeten
zin 3 zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs: wg = zal kunnen optreden
Slide 17 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Stap 3
zin 1: ng met één werkwoord → is = kww
zin 2: wg met twee werkwoorden → heeft (= pv) = hww, gegeten = zww
zin 3: wg met drie werkwoorden → zal (= pv) = hww, kunnen = hww, optreden = zww
Slide 18 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 19 - Link
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 20 - Tekstslide
Aan de slag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Gebruik de theorie van blz.212 bij het maken van de opdrachten.