les 3, gramm. h2, samentrekking havo 3

Zindelen - samentrekking
GRAMMATICA
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Zindelen - samentrekking
GRAMMATICA

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

  • Terugblik vorige les
  • Wat weet je al?
  • Instructie
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 3 - Woordweb

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  •  kan ik de samentrekking in een zin herkennen.

(h2, grammatica)



Slide 4 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord
'samentrekking'?
Wat kan dat betekenen binnen
het vak Nederlands?

Slide 5 - Woordweb

Ela geeft in het sportcentrum zelf streetdancelessen en steplessen.
Welk woord(deel) mag je weglaten?
A
1e lessen
B
2e lessen

Slide 6 - Quizvraag

Bij die zaak kun je trouwjurken, trouwpakken en trouwaccessoires kopen.
Welk(e) woorddeel( of woorddelen) mag je weglaten?
A
1e trouw
B
2e trouw
C
3e trouw

Slide 7 - Quizvraag

Welk(e) woord(en) zijn weggelaten?
Carol heeft gisteren deze berg beklommen en Wietze die berg.

Slide 8 - Open vraag

Welk(e) woord(en) zijn weggelaten?
Leontine heeft meer boeken gekocht dan Patty cd's.

Slide 9 - Open vraag

Samentrekking
Een goede tekst is zo kort mogelijk. 
Maar wat als je nou echt twee keer hetzelfde woord of hetzelfde zinsdeel wilt gebruiken? Dan gaan we samentrekken.

Samentrekken is weglaten op een manier dat er geen misverstand kan zijn over wat je bedoelt.


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

In het kort

Slide 12 - Tekstslide

Voorwaarden en stappenplan
Voorwaarden
Hetzelfde getal hebben (enkelvoud/meervoud)
Dezelfde betekenis hebben
Dezelfde functie hebben (onderwerp, lijd. vw, meew. vw, enz.

1. vul de weggelaten woorden in;
2. kijk of het voldoet aan de 3 voorwaarden;
zo ja --> zo laten;
zo nee --> de zin aanpassen.


Slide 13 - Tekstslide

Werk voor de deze en de volgende les:
Begrijp je de lesstof, dan mag je nu aan het werk gaan.
Dit doe je ALLEEN en IN STILTE --> niet stil is lesboek dicht en luisteren naar de instructie!
Je mag niet overleggen en geen vragen stellen aan elkaar of aan de docent.

Werk:
H2, grammatica, blz. 60/61, startopdracht + opdracht 1 t/m 5
+nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk!

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een samentrekking?
  • Een samentrekking houdt in dat een woorddeel, woord of zinsdeel kan worden weggelaten, omdat het eerder of later in de zin genoemd wordt. Door het identieke woord, (-deel) of de identieke zinsdelen weg te laten kun je korter formuleren en dat is efficiënter.  

Jan at een appel en Piet at een peer. 
Jan at een appel en Piet een peer. 

Slide 15 - Tekstslide

Welk deel van het woord mag je weglaten?

Damesschoenen en herenschoenen

Slide 16 - Open vraag

Typen samentrekkingen
Voorwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt vooraan benoemd en achterin weggelaten.
>>Hij houdt wel van appeltaart, maar [..] niet van chocoladecake

Achterwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt achteraan in de samentrekking benoemd en voorin weggelaten.
>>in voor- en tegenspoed

Slide 17 - Tekstslide

Welk deel van het woord mag je weglaten?

kleine landen en grote landen

Slide 18 - Open vraag

Niveaus van samentrekking - woordniveau
voor- en tegenstanders, in- en uitvoer, knutsel- en tekenspullen, koffiekopjes en -schoteltjes, voetbaltrainers en -spelers
Het streepje is een weglatingsteken: het vervangt een deel van een samenstelling.

In deze voorbeelden zie je dat het streepje (-) een deel van het soortgelijke woord vervangt. 

Het kan zelfs als een van de twee woorden geen samenstelling is: basisonderwijs en voortgezet onderwijs kun je vervangen door basis- en voortgezet onderwijs. 
--> Niet door *voortgezet- en basisonderwijs, want voortgezet onderwijs bestaat uit twee woorden; het streepje (-) vervangt een deel van een woord.

Slide 19 - Tekstslide

Niveaus van samentrekking - woordniveau
Woordniveau: een woorddeel wordt weggelaten en op de plek van het weggelaten woorddeel wordt een weglatingsstreepje genoteerd: 
>> voorwaarts: bakkersbollen en -speculaas 
Het gemeenschappelijke deel wordt vooraan benoemd en achterin weggelaten.
>> achterwaarts: voor- en achteruitgang 
Het gemeenschappelijke deel wordt achterin de samentrekking benoemd en voorin weggelaten.

Slide 20 - Tekstslide

Niveaus van samentrekking - woordgroepniveau
Woordgroepniveau: binnen een woordgroep worden één of meer woorden weggelaten:

>> voorwaarts: gescheiden mannen en vrouwen
(het VOORSTE woord wordt benoemd)
>> achterwaarts: grote en middelgrote steden
(het ACHTERSTE woord wordt benoemd)

Slide 21 - Tekstslide

Niveaus van samentrekking - zinsniveau
Je kunt in samengestelde zinnen ook vaak een of meerdere zinsdelen weglaten. 
Je doet ook dit weer om je tekst zo kort en helder mogelijk te maken. 

Wil je dat deze zinnen goed lopen, dan zorg je ervoor dat het samengetrokken deel in beide delen dezelfde vorm, betekenis, functie en plaats zou hebben.

Voorbeeld:
Hij liep weg, pakte zijn jas en deed het licht uit.
Hij kan steeds onderwerp zijn (functie) en voor de persoonsvorm geplaatst worden.

Ans eet graag boerenkool en ik pizza.
'eet' (functie:pv) en 'graag' (functie: bwb) kunnen na het onderwerp in dezelfde volgorde geplaatst worden.

Slide 22 - Tekstslide

Niveaus van samentrekking - zinsniveau
Zinsniveau: één of meer zinsdelen (ow, wg, lv, mv, bwb etc.) die twee keer voorkomen, worden weggelaten.

>> (voorwaarts) Mees gaat op de fiets en Joia [...] op de scooter.
>> (achterwaarts) Wij werken [...] en onze kinderen studeren elke dag van de week.

Slide 23 - Tekstslide

De samentrekking wringt:
Als de vorm niet klopt
*Gisteren heeft hij gewonnen en morgen zal hij weer.
De vorm die je zou willen invullen is 'winnen' niet 'gewonnen'.

Als de betekenis niet klopt
*Ik liet mijn hond uit en mijn oma binnen.
Uitlaten en binnenlaten zijn twee verschillende betekenissen.

Als de functie niet klopt
*Hij is ziek en toch gaan werken.
'is' = in deel 1 koppelwerkwoord van een naamwoordelijk gezegde (is ziek) en zou in deel 2 hulpwerkwoord in een werkwoordelijk gezegde zijn (is gaan werken).
Zie je de functiefout in het krantenknipsel?


Bij samentrekking sluipen er gemakkelijk foutjes in de zin als je niet meer denkt aan andere taalregels en -afspraken of als je niet goed oplet wat je nu precies opschrijft (mondeling ervaren we onderstaande voorbeelden vaak niet als fout).

Slide 24 - Tekstslide

Belangrijk!
Blijf nadenken!

Bij samentrekking sluipen er gemakkelijk foutjes in de zin als je niet meer denkt aan andere taalregels en -afspraken of als je niet goed oplet wat je nu precies opschrijft (mondeling ervaren we onderstaande voorbeelden vaak niet als fout).

Slide 25 - Tekstslide

Woordvolgorde
Hoort deze inversie (omdraaiing van onderwerp en persoonsvorm) ook bij de bepaling?
*Op 14 maart begint de proefwerkweek en studeren we tot het einde van het schooljaar voor een prima resultaat.
Op 14 maart begint de proefwerkweek en we studeren tot het einde van het schooljaar voor een prima resultaat.

Zet bij elkaar wat bij elkaar hoort.
- Geloof jij dat als je je laat vaccineren dat je dan geen kinderen meer kunt krijgen? (minder vloeiend: dat/als-constructie)
  Geloof jij dat je geen kinderen meer kunt krijgen als je je laat vaccineren?

- De coördinator heeft de uitslagen meteen aan de leerlingen die natuurlijk enorm benieuwd waren doorgegeven. ("tangconstructie")
  De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen die natuurlijk enorm benieuwd waren.

Slide 26 - Tekstslide

Je kunt ook te veel weglaten
Een grote groep mensen verzekeren is altijd goedkoper dan een kleine groep.
--> Beter: Een grote groep mensen verzekeren is altijd goedkoper dan een kleine groep verzekeren. 
Een kleine groep kan namelijk best goedkoop zijn in andere gevallen.

*De zeespiegel aan de Nederlandse kust stijgt al jaren sneller dan de rest van de wereld.
--> Beter: De zeespiegel aan de Nederlandse kust stijgt al jaren sneller dan IN de rest van de wereld.

Gebruik een verwijswoord als een herhaald zinsdeel in het tweede deel een andere functie heeft/een ander zinsdeel is:
*We dachten dat de bus al vertrokken was, maar kwam gelukkig nog. 
We dachten dat de bus al vertrokken was, maar hij kwam gelukkig nog. --> bus = lv-zin, hij (de bus) = o

Slide 27 - Tekstslide

Denk na over je komma's
De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen, de leerlingen waren enorm benieuwd. 

De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen die enorm benieuwd waren. 
--> Nu krijgen alleen de leerlingen die enorm benieuwd waren de uitslag, je noemt dit dan ook een beperkende bijzin.

De coördinator heeft de uitslagen meteen doorgegeven aan de leerlingen, die enorm benieuwd waren. 
--> Nu krijgen alle leerlingen de uitslag. Deze bijzin geeft extra informatie over de leerlingen; je noemt deze daarom een uitbreidende bijzin.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Voorwaarden en stappenplan
Voorwaarden
Hetzelfde getal hebben (enkelvoud/meervoud)
Dezelfde betekenis hebben
Dezelfde functie hebben (onderwerp, lijd. vw, meew. vw, enz.

1. vul de weggelaten woorden in;
2. kijk of het voldoet aan de 3 voorwaarden;
zo ja --> zo laten;
zo nee --> de zin aanpassen.


Slide 30 - Tekstslide

Werk voor de deze en de volgende les:
H2, grammatica, blz. 60/61, startopdracht + opdracht 1 t/m 5
+nakijken en verbeteren met een andere kleur!


Wat niet af is = huiswerk!
timer
15:00

Slide 31 - Tekstslide

Ik weet wat een samentrekking is en kan deze herkennen en gebruiken in zinnen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Wat mag hier worden samengetrokken?
>> Op de camping haal ik altijd verse soep en verse broodjes.

Slide 33 - Open vraag

Wat mag hier worden samengetrokken?
>>slimme leerlingen en bijzonder slimme leerlingen

Slide 34 - Open vraag

Wat mag hier worden samengetrokken?
>> succesvolle modellen en minder succesvolle modellen

Slide 35 - Open vraag