havo2-C6-Formuleren-§2 variatie in woordgebruik

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les= variatie in woordgebruik
15 minuten stil lezen
Terugblik vorige les
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp
Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Overeenkomst bijvoeglijk naamwoord en bijvoeglijke bepaling is?
Lijkt heel veel op het bijvoeglijk naamwoord
(gezien de naam niet zo toevallig natuurlijk).
Net als het bijvoeglijk naamwoord geeft de bijvoeglijke bepaling een kenmerk van een zelfstandig naamwoord aan.

Slide 4 - Tekstslide

Verschillen bijvoeglijk naamwoord en bijvoeglijke bepaling zijn?
Een bijvoeglijk bepaling is meestal een bijvoeglijk naamwoord, maar kan ook een bezittelijk voornaamwoord zijn, bijvoorbeeld: mijn kat, jouw vriend, onze spullen.
Een bijvoeglijke bepaling kan uit één of meerdere woorden bestaan.
Er kunnen meerdere bijvoeglijke bepalingen in een zin kunnen staan.
Een bijvoeglijke bepaling is altijd onderdeel van een ander zinsdeel (vaak van het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp)

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een bijwoordelijke en bijvoeglijke bepaling?
Een bvb zegt iets over een zelfstandig naamwoord; een bwb zegt iets over het gezegde.
 Een bvb is een deel van een zinsdeel; een bwb is een zelfstandig zinsdeel. Een bwb kun je voor de persoonsvorm plaatsen zonder de betekenis van de zin te veranderen, bij een bvb kan dat niet.

Slide 6 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je synoniemen en verwijswoorden gebruikt, om te variëren in woordgebruik


Slide 7 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Lees de volgende tekst:

In het weekend werkt Daphne in het asiel. Daphne zorgt in het asiel voor de hondjes. Omdat er altijd veel hondjes in het asiel zitten, heeft Daphne haar handen er vol aan. De hondjes worden opgevangen in het asiel, omdat de hondjes in de steek gelaten zijn. De hondjes wachten met smart op een nieuw baasje. Daphne hoopt dat de hondjes allemaal goed terechtkomen.

Slide 8 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden





Zoals je aan het voorbeeld ziet, wordt een tekst saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt. Het is beter om variatie aan te brengen:


Slide 9 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
In het weekend werkt de zestienjarige Daphne in het asiel. Zij zorgt daar voor de hondjes. Omdat er altijd veel van die beestjes in de dierenopvang zitten, heeft ze haar handen er vol aan. De viervoeters worden er opgevangen, omdat ze in de steek gelaten zijn. Daphne zorgt voor de dieren. Die wachten met smart op een nieuw baasje. ‘Ik hoop maar dat ze allemaal goed terechtkomen’, zegt de jonge verzorgster.

Slide 10 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Zo kun je herhaalde woorden in je tekst vervangen

Gebruik synoniemen. Dat zijn woorden met dezelfde betekenis: asiel – dierenopvang. Synoniemen kun je vinden in een woordenboek of met Word: ga met de cursor op het woord staan, klik op de rechter muisknop en ga naar Synoniemen.

Gebruik woorden die ongeveer hetzelfde betekenen: hondjes – viervoeters – beestjes.
Gebruik verwijswoorden, zoals die, dat, hij, hem, het, zij, ze , haar, hen, hun, er, daar.

Laat het herhaalde woord zo mogelijk weg.



Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 17 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Maken:
Cursus 6-§ 2- blz. 236
opdr. 1 t/m 3






Slide 18 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden

Slide 19 - Tekstslide