Je kunt de belangrijkste gevolgen noemen van de opkomst van de geldeconomie voor het bestuur.
Je kunt uitleggen waarom de paus en vorsten in de late middeleeuwen een conflict hadden met elkaar.
Je kunt beschrijven hoe vorsten probeerden centraal bestuur in te voeren.
Slide 2 - Tekstslide
Je kunt de belangrijkste gevolgen noemen van de opkomst van de geldeconomie voor het bestuur.
Slide 3 - Tekstslide
Vorsten, ambtenaren en huurlegrs
In de late Middeleeuwen --> geldeconomie.
Voordeel voor vorst: Door belasting profiteren van de rijkdom steden + boeren betalen pacht in geld --> zo had vorst steeds meer geld.
Nadeel voor vorst: ze hadden weinig te zeggen in de steden,
Slide 4 - Tekstslide
Vorsten, ambtenaren en huurlegrs
Geldeconomie had 2 gevolgen voor het bestuur (de vorst):
1. Met het geld kon de vorst ambtenaren in dienst nemen. Ze kregen een salaris en waren daardoor trouw aan de vorst. Dit werkte beter dan de leenmannen --> Leenmannen hadden stukje land waar ze de baas waren, hierdoor machtiger en minder trouw aan vorst.
Slide 5 - Tekstslide
Vorsten, ambtenaren en huurlegers
2. Oorlog voeren met behulp van huurleger
Huurleger = Leger van soldaten die een vorst of edelman kan inhuren
Voor de oorlogvoering hadden koniningen hun eigenwijze leenmannen dus niet meer nodig.
Slide 6 - Tekstslide
Vorsten, ambtenaren en huurlegrs
Door dit alles bij elkaar nam de macht van de adel af, terwijl die van de vorst groter werd.
Slide 7 - Tekstslide
Je kunt uitleggen waarom de paus en vorsten in de late middeleeuwen een conflict hadden met elkaar.
Slide 8 - Tekstslide
Ruzie tussen paus en vorst
Paus = leider katholieke kerk
Vorst = leider van een land
Vorst had eerder al geprobeerd om zelf meer macht te krijgen en macht weg te nemen bij de leenmannen. Hoe?
Bisschoppen aanwijzen/benoemen als leenman. Bischop mocht geen kinderen krijgen --> dus geen opvolger --> land terug naar vorst
Slide 9 - Tekstslide
Ruzie tussen paus en vorst
Paus vond het niet oke dat de vorst bischoppen kon benoemen.
Dat zou alleen de leider van de kerk mogen doen, volgens de paus.
In de 11e eeuw (1000 - 1100) leidde dit tot een grote ruzie tussen de paus en vorsten
Slide 10 - Tekstslide
Ruzie tussen paus en vorst
Ruzie in 1122 opgelost.
Nieuwe afspraken:
Alleen de paus mag bisschoppen benoemen
Scheiding tussen besturen land en besturen kerk
Paus mocht zich alleen met besturen kerk bemoeien.
Toch bleven in de middeleeuwen geloofszaken en bestuur nog vaak door elkaar lopen.
Slide 11 - Tekstslide
Je kunt beschrijven hoe vorsten probeerden centraal bestuur in te voeren.
Slide 12 - Tekstslide
4 veranderingen in de late middeleeuwen
de steden werden belangrijker
de adel verloor een deel van zijn macht
de paus moest zich tot kerkelijke zaken beperken
de macht van de vorsten nam toe.
Slide 13 - Tekstslide
Hoe nam de macht van de vorst toe?
Vroege middeleeuwen:
Vorst reist rond om zaken te regelen en recht te spreken. Overal rekening houden met plaatselijke wetten
Late middeleeuwen:
Gebied vanuit 1 plek besturen
Overal dezelfde wetten & belasting
Dit noemen we een centraal bestuur.
Slide 14 - Tekstslide
Centraal bestuur en staten
centraal bestuur = Bestuur vanuit één plaats; overal in het land gelden dezelfde wetten en belastingen.
Hierdoor ontstonden staten = Een land met duidelijke grenzen waarin overal dezelfde wetten en regels gelden.
De overgang van het leenstelsel naar een centraal bestuur duurde eeuwen en verliep soms moeilijk.
Slide 15 - Tekstslide
Waarom verliep de overgang moeilijk?
In sommige gebieden boden machtige edelen en rijke steden veel verzet tegen de invoering van een centraal bestuur.
Zij hielden liever vast aan hun eigen regels en voorrechten (= dingen die ze mogen doen).