3m Nederlands grammatica samengestelde zinnen en bijstellingen

Samengestelde zinnen en bijstellingen
Redekundig ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen. Dat geld ook voor samengestelde zinnen en bijstellingen. Die bestaan uit meerdere delen, die aan elkaar 'geplakt' zijn door voegwoorden en leestekens. Samen vormen zij de puzzel van de zin.
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen en bijstellingen
Redekundig ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen. Dat geld ook voor samengestelde zinnen en bijstellingen. Die bestaan uit meerdere delen, die aan elkaar 'geplakt' zijn door voegwoorden en leestekens. Samen vormen zij de puzzel van de zin.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Aan het einde van deze les hebben jullie geoefend met het het herkennen, benoemen en maken van samengestelde zinnen.                                                                                  
  • Aan het einde van deze module kunnen jullie de kenmerken van  samengestelde zinnen, hoofdzin/bijzin en nevenschikkende/onderschikkende zinnen uit je hoofd benoemen, je kan ze herkennen en zelf toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • quiz om voorkennis op te halen
  • Instructie en indien nodig video's
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
In de volgende twee video's gaat het over samengestelde zinnen en hoofd- en bijzinnen.
We hebben hier al lessen over gehad. Maak als je het nodig hebt notities bij de video-uitleg.

Hoofd-informatie;
  • Enkelvoudig: een pv.          Samengesteld: twee of meerdere pv's.
  • Hoofdzin: onderwerp en pv naast elkaar.             Bijzin: niet
  • Bijzin kan je vervangen door een woord.


Zie ook hand-out samengestelde zinnen!

Slide 4 - Tekstslide

Samengestelde zinnen en enkelvoudige zinnen
Enkelvoudige zinnen
:
Enkelvoudige zinnen zijn zinnen die bestaan uit een zin.
Voorbeeld:
Ik ben vandaag op school. 


Samengestelde zinnen:
Samengestelde zinnen bestaan twee zinnen die zijn samengevoegd door een voegwoord.  
De zin kan bestaan uit:
- Twee (of meerdere) hoofzinnen. = Nevenschikkend
- Een hoofdzin en een (of meerdere) bijzinnen. = Onderschikkend
- Een (meerdere) hoofdzin(nen) en een (of meerdere) bijzin(nen). = Nevenschikkend en onderschikkend


Slide 5 - Tekstslide

Bepalen hoofdzin of bijzin
Je hebt twee manieren om te bepalen welk deel hoofdzin is en welk deel bijzin is.
 
  • Je maak je de samengestelde zin vragend: de persoonsvorm van de hoofdzin komt dan voorop te staan.

  • Bij een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm altijd naast elkaar. Er kan geen ander woord tussen staan.

Slide 6 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden

Nevenschikkende voegwoorden voegen twee hoofdzinnen samen (samengestelde zin).
De nevenschikkende voegwoorden zijn: en, maar, want, dus, of (de laatste kan ook onderschikkend zijn!)
Voorbeeld:
Ik ga vandaag werken en daarna sporten.
Je kan er twee zinnen van maken:
Ik ga vandaag werken. + Ik ga vandaag sporten.  Ik ga vandaag werken en ik ga vandaag sporten.

Ik ben vandaag chagrijnig, want ik heb slecht geslapen.
Je kan er twee zinnen van maken:
Ik ben vandaag chagrijnig. Ik heb slecht geslapen.

Slide 7 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden voegen een hoofd- en bijzin(nen) samen (samengestelde zin) 
Onderschikkende voegwoorden zijn:
- ALLES BEHALVE en, maar, want en dus Bij of moet je kijken of het onderschikken of nevenschikkend is (zijn de zinnen even belangrijk of kan een deel vervangen woorden door één woord?).
- Alle DAT- woorden (ook ‘dat’ dus), zoals: dat, omdat, doordat, nadat
- Andere voorbeelden: daardoor, waardoor, wanneer (niet als vraag naar tijd), ingeval, hoewel, indien, terwijl, toen, als

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld hoofdzin - bijzin

Ik ben moe, omdat ik slecht geslapen heb.
 Hoofdzin bijzin
- Ben ik moe, omdat ik slecht geslapen heb?  De hoofdzin staat vooraan.
- Er staat een woord tussen het onderwerp en de persoonsvorm  slecht
- Je kan ‘omdat ik slecht geslapen’ kan je vervangen door ‘daarom’.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld bijzin – hoofdzin

Omdat ik slecht geslapen heb, ben ik moe.
 Bijzin hoofdzin

- Zin vragend maken: Ben ik moe, omdat ik slecht geslapen heb?  De hoofdzin staat vooraan.
- Er staat een woord tussen het onderwerp en de persoonsvorm  slecht
- Je kan ‘omdat ik slecht geslapen’ kan je vervangen door ‘daarom’.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld hoofdzin – hoofdzin – bijzin - bijzin

Ik ben moe en (ik ben) chagrijnig, omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb.
Hoofdzin hoofdzin bijzin bijzin

- Vragend maken Ben ik moe en ben ik chagrijnig, omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb?  De hoofzinnen staan vooraan.
- Bij het eerste en tweede deel van de zin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar zin. Bij de derde en vierde zin niet.
- Je kan zeggen “daarom ben ik moe en ben ik chagrijnig.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld bijzin – bijzin – hoofdzin - hoofdzin

Omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb, ben ik moe en (ben ik) chagrijnig.
             Bijzin bijzin hoofdzin hoofdzin

- Vragend maken Ben ik moe en ben ik chagrijnig, omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb?  De hoofzinnen staan vooraan.
- Bij het derde en vierde deel van de zin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar zin. Bij de eerste en tweede zin niet.
- Je kan zeggen “daarom ben ik moe en ben ik chagrijnig’.


Slide 12 - Tekstslide

Voorkennis activeren
Om jullie voorkennis te activeren wil ik eerst een quiz doen met jullie. Niks kan fout zijn, want we hebben dit dit jaar, en sommige van jullie ook niet vorig jaar, behandeld. Een deel van de stappen hebben jullie op de basisschool al geleerd en in de brugklas en de tweede klas ook al behandeld.
Dus: No worries, aan het einde van deze module kennen jullie de stappen en kunnen jullie ze toepassen. Voor nu is alles wat je nog weet mooi meegenomen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een enkelvoudige zin?

Slide 14 - Open vraag

Waaraan herken je het makkelijkst een hoofdzin?
A
aan de belangrijke informatie
B
aan meerdere persoonsvormen
C
onderwerp en persoonsvorm staan niet naast elkaar
D
onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een samengestelde zin?
A
twee zinnen
B
iets met grammatica
C
een zin die uit twee of meer zinnen bestaat en samengevoegd wordt door een leesteken
D
een zin die uit een of meer zinnen bestaat en samengevoegd wordt met een voegwoord

Slide 16 - Quizvraag

Welke soorten zinnen bestaan er?
A
Hoofdzinnen en bijzinnen
B
zinnen
C
Gewone zinnen en samengestelde zinnen
D
geen idee

Slide 17 - Quizvraag

Waaruit kan een samengstelde zin bestaan?
A
hoofzin en bijzin
B
zinnen
C
geen idee
D
een of meerdere hoofdzinnen en/of een of meerdere bijzinnen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een nevenschikkend voegwoord? Geef drie voorbeelden.

Slide 19 - Open vraag

Uit wat voor zinnen is deze zin opgebouwd? Waaraan zie je dat?
Elke leerling werk en leert hard, omdat ze weten waar ze het voor doen.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het makkelijkst te onthouden over de onderschikkende voegwoorden?
A
het zijn er veel
B
dat-woorden
C
alles behalve en, maar, want , dus en soms of.
D
geen idee

Slide 21 - Quizvraag

Welk rijtje bestaat alleen uit onderschikkende voegwoorden?
A
omdat, daarom, maar, doordat, daardoor
B
omdat, daarom, als, daarmee, zodat,
C
omdat, daarom, als, tenzij, en
D
omdat, daarom, sinds, want, zolang

Slide 22 - Quizvraag

Vervolg instructie
Hieronder vind je de video's met uitleg over alle stappen van het ontleden van de zinsdelen.
Belangrijk om goed de zinsdelen te kunnen ontleden:
  1.  Je moet de kenmerken van de samengestelde zin kennen
  2. Je moet het onderscheid kennen in de opbouw van een hoofd- en bijzin (formulering)
  3. Je moet weten wanneer een voegwoord nevenschikkend of onderschikkend is
  4. Je moet herkennen wanneer er sprake is van een bijstelling en deze ook zelf kunnen gebruiken in een zin.

Als je deze onderdelen niet kent (leerwerk), dan lukt het formuleren van samengestelde zinnen niet. Dit is heel belangrijk voor het onderdeel schrijven.

Als je dat niet nodig hebt, dan ga je door naar het blokje toepassing in deze Lesson up.

Slide 23 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
In de volgende twee video's gaat het over samengestelde zinnen en hoofd- en bijzinnen.
We hebben hier al lessen over gehad. Maak als je het nodig hebt notities bij de video-uitleg.

Hoofd-informatie;
  • Enkelvoudig: een pv.          Samengesteld: twee of meerdere pv's.
  • Hoofdzin: onderwerp en pv naast elkaar.             Bijzin: niet
  • Bijzin kan je vervangen door een woord.


Zie ook hand-out samengestelde zinnen!

Slide 24 - Tekstslide

Bepalen hoofdzin of bijzin
Je hebt twee manieren om te bepalen welk deel hoofdzin is en welk deel bijzin is.
 
  • Je maak je de samengestelde zin vragend: de persoonsvorm van de hoofdzin komt dan voorop te staan.

  • Bij een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm altijd naast elkaar. Er kan geen ander woord tussen staan.

Slide 25 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden

Nevenschikkende voegwoorden voegen twee hoofdzinnen samen (samengestelde zin).
De nevenschikkende voegwoorden zijn: en, maar, want, dus, of (de laatste kan ook onderschikkend zijn!)
Voorbeeld:
Ik ga vandaag werken en daarna sporten.
Je kan er twee zinnen van maken:
Ik ga vandaag werken. + Ik ga vandaag sporten.  Ik ga vandaag werken en ik ga vandaag sporten.

Ik ben vandaag chagrijnig, want ik heb slecht geslapen.
Je kan er twee zinnen van maken:
Ik ben vandaag chagrijnig. Ik heb slecht geslapen.

Slide 26 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden voegen een hoofd- en bijzin(nen) samen (samengestelde zin) 
Onderschikkende voegwoorden zijn:
- ALLES BEHALVE en, maar, want en dus Bij of moet je kijken of het onderschikken of nevenschikkend is (zijn de zinnen even belangrijk of kan een deel vervangen woorden door één woord?).
- Alle DAT- woorden (ook ‘dat’ dus), zoals: dat, omdat, doordat, nadat
- Andere voorbeelden: daardoor, waardoor, wanneer (niet als vraag naar tijd), ingeval, hoewel, indien, terwijl, toen, als

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld hoofdzin - bijzin

Ik ben moe, omdat ik slecht geslapen heb.
 Hoofdzin bijzin
- Ben ik moe, omdat ik slecht geslapen heb?  De hoofdzin staat vooraan.
- Er staat een woord tussen het onderwerp en de persoonsvorm  slecht
- Je kan ‘omdat ik slecht geslapen’ kan je vervangen door ‘daarom’.

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld bijzin – hoofdzin

Omdat ik slecht geslapen heb, ben ik moe.
 Bijzin hoofdzin

- Zin vragend maken: Ben ik moe, omdat ik slecht geslapen heb?  De hoofdzin staat vooraan.
- Er staat een woord tussen het onderwerp en de persoonsvorm  slecht
- Je kan ‘omdat ik slecht geslapen’ kan je vervangen door ‘daarom’.

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld hoofdzin – hoofdzin – bijzin - bijzin

Ik ben moe en (ik ben) chagrijnig, omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb.
Hoofdzin hoofdzin bijzin bijzin

- Vragend maken Ben ik moe en ben ik chagrijnig, omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb?  De hoofzinnen staan vooraan.
- Bij het eerste en tweede deel van de zin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar zin. Bij de derde en vierde zin niet.
- Je kan zeggen “daarom ben ik moe en ben ik chagrijnig.

Slide 30 - Tekstslide

Voorbeeld bijzin – bijzin – hoofdzin - hoofdzin

Omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb, ben ik moe en (ben ik) chagrijnig.
             Bijzin bijzin hoofdzin hoofdzin

- Vragend maken Ben ik moe en ben ik chagrijnig, omdat ik onrustig was, waardoor ik slecht geslapen heb?  De hoofzinnen staan vooraan.
- Bij het derde en vierde deel van de zin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar zin. Bij de eerste en tweede zin niet.
- Je kan zeggen “daarom ben ik moe en ben ik chagrijnig’.


Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video


Heb je het lesdoel van het oefenen met samengestelde zinnen en de bijstelling behaald?

Slide 34 - Open vraag


Heb je misschien het lesdoel van het uit je hoofd kunnen opnoemen, herkennen en het toepassen van samengestelde zinnen en bijstellingen ook al behaald?

Slide 35 - Open vraag

Wat ging goed in het zelfstandig werken en wat kan de volgende keer nog een beetje beter?

Slide 36 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn of goed werken aan deze les en wat ik de. volgende keer beter?

Slide 37 - Open vraag

Extra oefenen?
Om dit goed te kunnen, moet je misschien extra oefenen. Dat kan in via de link die hierna komt.
Je kan zelf bekijken welke stap je wilt oefenen.

Slide 38 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Oefenen via Cambiumned

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link

Bijstelling
Oefenen via Cambiumned

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link