Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden voegen twee hoofdzinnen samen (samengestelde zin).
De nevenschikkende voegwoorden zijn: en, maar, want, dus, of (de laatste kan ook onderschikkend zijn!)
Voorbeeld:
Ik ga vandaag werken en daarna sporten.
Je kan er twee zinnen van maken:
Ik ga vandaag werken. + Ik ga vandaag sporten. Ik ga vandaag werken en ik ga vandaag sporten.
Ik ben vandaag chagrijnig, want ik heb slecht geslapen.
Je kan er twee zinnen van maken:
Ik ben vandaag chagrijnig. Ik heb slecht geslapen.