Werkwoorden

Werkwoorden
herhaling - oefenen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden
herhaling - oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Welke 4 werkwoordstijden moet je kennen in het Frans?

Slide 2 - Woordweb

Wat zijn de uitgangen in de futur?
A
e, es, e, ons, ez, ent
B
s, s, -, ons, ez, ent
C
ai, as, a, ons, ez, ont
D
ais, ais, ait, ions, iez, aient

Slide 3 - Quizvraag

De futur maak je door de stam + uitgang op te schrijven. Wat is de stam bij het werkwoord finir?
A
fin
B
finis
C
finir
D
fini

Slide 4 - Quizvraag

elle (futur, finir)

Slide 5 - Open vraag

De futur maak je door de stam + uitgang op te schrijven.
Wat is de stam van het werkwoord attendre?
A
attendre
B
attends
C
attendra
D
attendr

Slide 6 - Quizvraag

nous (attendre, futur)

Slide 7 - Open vraag

De futur maak je door de stam + uitgang op te schrijven.
Wat is de stam van het werkwoord être?
A
aur
B
ser
C
ir
D
pourr

Slide 8 - Quizvraag

ils (être, futur)

Slide 9 - Open vraag

De futur maak je door de stam + uitgang op te schrijven.
Wat is de stam van het werkwoord vouloir?
A
voulr
B
voudr
C
vouloir
D
veulent

Slide 10 - Quizvraag

je (vouloir, futur)

Slide 11 - Open vraag

Hoe maak je de passé composé?

Slide 12 - Woordweb

passé composé: een hulpwerkwoord (avoir/être) + voltooid deelwoord
Bij welk werkwoord is het hulpwerkwoord être?
A
être
B
avoir
C
aller
D
faire

Slide 13 - Quizvraag

il (aller, passé composé)

Slide 14 - Open vraag

passé composé: een hulpwerkwoord (avoir/être) + voltooid deelwoord
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord faire?
A
faire
B
fair
C
fais
D
fait

Slide 15 - Quizvraag

vous (faire, passé composé)

Slide 16 - Open vraag

passé composé: een hulpwerkwoord (avoir/être + voltooid deelwoord)
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord vendre?
A
vendu
B
vendre
C
vends
D
vend

Slide 17 - Quizvraag

tu (vendre, passé composé)

Slide 18 - Open vraag

passé composé: een hulpwerkwoord (avoir/être + voltooid deelwoord)
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord prendre?
A
prendu
B
prends
C
pris
D
prit

Slide 19 - Quizvraag

on (prendre, passé composé)

Slide 20 - Open vraag

Welke uitgangen horen bij de imparfait?
A
e, es, e, ons, ez, ent
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
ai, as, a, ons, ez, ont
D
s, s, -, ons, ez, ent

Slide 21 - Quizvraag

Welke stappen moet je volgen om de imparfait te maken?

Slide 22 - Woordweb

elle (parler, imparfait)

Slide 23 - Open vraag

tu (choisir, imparfait)

Slide 24 - Open vraag

nous (avoir, imparfait)

Slide 25 - Open vraag

vous (finir, imparfait)

Slide 26 - Open vraag

elles (pouvoir, imparfait)

Slide 27 - Open vraag