Taal thema 2 les 9 (instructie)

Taal Thema 2 les 9
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal Thema 2 les 9

Slide 1 - Tekstslide

Luister goed!

Slide 2 - Tekstslide


Welk verschil heb je gehoord ?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Spreektaalwoorden
voorbeelden:
tuurlijk, nooit, terugsturen, afwachten, meteen, heel erg

-> woorden die je elke dag gebruikt (informeel)

Slide 5 - Tekstslide

Schrijftaalwoorden
voorbeelden:
natuurlijk, nimmer, middels, tegemoetzien, retourneren, ten zeerste, enigszins, althans, ten einde
-> kom je tegen in bijvoorbeeld belangrijke brieven van de gemeente (formeel)

Slide 6 - Tekstslide

Goed opgelet?
Noem schrijftaalwoorden

Slide 7 - Woordweb

Schrijftaal of spreektaal?
"Ik keur deze vriendschap in geen geval goed".
A
Schrijftaal
B
Spreektaal

Slide 8 - Quizvraag


"Doe het lekker zelf!"
A
Spreektaal
B
Schrijftaal

Slide 9 - Quizvraag

Op latere leeftijd zouden de twee vrienden in het huwelijk treden.
A
Spreektaal
B
Schrijftaal

Slide 10 - Quizvraag

Schrijftaalwoord
Wat is het schrijftaalwoord in de zin?

Ik heb nog een paar plekken tot mijn beschikking.

Slide 11 - Tekstslide