In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
- Bestaat uit twee delen
Deel 1: bijwoorden (er, hier, waar, daar)
Deel 2: voorzetsel (in, aan, op, mee, naast)
Wat zijn dit voor woorden dan?
erheen, hiernaartoe, waarop
Het vervangt een zinsdeel dat met een voorzetsel begint.
vb. Eindelijk is hij geworden, wat hij altijd al wilde zijn
Eindelijk is hij dokter geworden.
geworden= kww --> Hij wordt dokter (dokter=nwr)
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.