opdracht 4 antwoorden
1 betaalmiddelen
2 een dubbele punt
3 de voorwaarden waaraan een betaalmiddel moet voldoen.
4 toch – tegenstelling; bovendien, daarbij kwam - opsomming
5 bezwaren tegen ruilhandel
6 goed voor het milieu
7 condities
8 tegenstellend verband
9 eerste bankbiljetten
10 er is sprake van een tegenstelling. Dat zie je aan het woord ‘toch’ verderop in de eerste zin van de alinea.
11 Iets geven, betalen aan iemand, zonder geld te geven
12 omdat dan percentage belasting betalen moeilijk te berekenen en te controleren is, en er komt geld aan te pas.