module 5: titreren PO
1 / 13
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Hoeveel mL zoutzuur giet je aan het begin van het practicum in je bekerglas? (per persoon)
A
5mL
B
10mL
C
15mL
D
30mL
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel mL base giet je in je bekerglas aan het begin van het practicum? Per persoon
Slide 5 - Open vraag
De juiste notatie voor natronloog is
A
NaOH (aq)
B
Na (aq) + OH (aq)
C
Na+ (aq) + OH- (aq)
D
natriumhydroxide
Slide 6 - Quizvraag
Geef de reactievergelijking tussen zoutzuur en natronloog
Slide 7 - Open vraag
Waar word titratie voor gebruikt?
A
hoeveelheid stof bepalen in een oplossing
B
bepalen welke stof er in de erlenmeyer zit
Slide 8 - Quizvraag
fenolftalein wordt gebruikt als pH indicator. Wat wordt de kleur van de oplossing als zoutzuur precies volledig met natronloog heeft gereageerd?
A
kleurloos
B
rood-paars
C
rood
D
roze
Slide 9 - Quizvraag
Als de kleur omslaat, is er 7,20 mL van de 0,10 M natronloog toegevoegd. Hoeveel mmol OH- heeft gereageerd?
mol
0,010
...
L
1
...
A
0,10 x 7,20 = 0,72 mmol
B
0,10 x 0,0072 = 0,72 mmol
C
0,10 / 7,2 = 0,014 mmol
D
7,2/0,10 = 72 mmol
Slide 10 - Quizvraag
Er zat 8,60 mL zoutzuur in de spuit. Er heeft 0,72 mmol OH- gereageerd.
Hoeveel mmol zoutzuur heeft dan gereageerd?
Hoeveel mmol zoutzuur heeft dan gereageerd?
A
1:1 dus ook 0,72 mmol
B
1:1 dus ook 0,72 mol
C
3:1 dus 0,042 mol
D
1:3 dus 0,39 mmol
Slide 11 - Quizvraag
bereken de concentratie zoutzuur wanneer er
0,72 mmol aanwezig is in 8,60mL
0,72 mmol aanwezig is in 8,60mL
A
0,72*8,60 = 6,2 M
B
0,72 / 8,60 = 0,084 mol/L
C
0,72 / 8,60 = 0,084 mmol/ml
D
0,72 / 0,0086 = 84 mol/L
