In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Nederlands >> Formuleren 3.3
Slide 1 - Tekstslide
Formuleren
Zinsbouw
Spelling
Toon
Slide 2 - Tekstslide
Doel van deze les
Aan het einde van de les kun je aantrekkelijk formuleren.
Slide 3 - Tekstslide
Je wilt dat mensen je tekst lezen. Hoe doe je dat?
Met de volgende tips:
Slide 4 - Tekstslide
1. Begin niet elke zin hetzelfde (niet elke zin het onderwerp vooraan)
Dus niet:
Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.
Gebruik voegwoorden!
Slide 5 - Tekstslide
Herschrijf: Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.
Slide 6 - Open vraag
2. Gebruik verwijswoorden en synoniemen of korte omschrijvingen >> geen herhaling en minder saai.
Verwijswoorden > dit, deze, hij, hun
Ben je toe aan vakantie? Boek je vakantie bij ons. Wij bieden allerlei soorten vakanties aan: sportieve vakanties, zonvakanties en culturele vakanties -->
Slide 7 - Tekstslide
3. Pas op met lange zinnen!
Niet langer dan 20 woorden!
Slide 8 - Tekstslide
Het bedrijf waar ik stage loop heet Jansen en het bedrijf is in Utrecht waar het bedrijf 150 medewerkers heeft en de medewerkers zijn verdeeld over drie afdelingen.
Slide 9 - Open vraag
4. spreek je lezer persoonlijk aan.
4. Formuleer actief en direct!
Direct: Spreek de lezer persoonlijk aan
Actief: Gebruik niet te veel werkwoorden in een zin.
Zo voelt lezer zich aangesproken
Slide 10 - Tekstslide
Actief of passief? Aanmeldingen die voor 23 februari zijn ingediend, kunnen alsnog in behandeling worden genomen.
A
actief
B
passief
Slide 11 - Quizvraag
Actief of passief: Iedere ochtend wordt de poes (door mij) gevoerd.
A
actief
B
passief
Slide 12 - Quizvraag
Maak hem actief: Iedere ochtend wordt de poes door mij gevoerd.
Slide 13 - Open vraag
5. Stel vragen en geef voorbeelden!
Goede zinnen maken lastig? Echt niet! Begin bijvoorbeeld met een leuke vraag.
Slide 14 - Tekstslide
6. Tip 5 Vermijd clichés, modewoorden en omslachtige formuleringen.