Grammatica H3.7 -1

Vandaag
Herhaling:
- Persoonsvorm
- Werkwoordelijk gezegde

Instructie:
- Onderwerp

Zelfstandig werken met de digitale leeromgeving!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Herhaling:
- Persoonsvorm
- Werkwoordelijk gezegde

Instructie:
- Onderwerp

Zelfstandig werken met de digitale leeromgeving!

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord en heeft eigenlijk niets met een persoon te maken. 

Je vindt hem door:
- De zin vragend te maken (werkt niet altijd!)
- De zin in een andere tijd te zetten (werkt altijd!)

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin + de persoonsvorm!

Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen > slapen, bakken, rijden, verpesten 

Uitzonderingen: zijn, worden, hebben, zullen, krijgen.

Slide 3 - Tekstslide

PV?
De jongen valt met zijn gezicht in de sneeuw.
A
De jongen
B
valt
C
met zijn gezicht
D
in de sneeuw

Slide 4 - Quizvraag

WG?
De jongen valt met zijn gezicht in de sneeuw.
A
De jongen
B
valt
C
met zijn gezicht
D
in de sneeuw

Slide 5 - Quizvraag

PV?
We hebben gisteren warme chocolademelk gedronken.
A
We
B
hebben
C
warme chocolademelk
D
gedronken.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het wg?

We hebben gisteren warme chocolademelk gedronken.

Slide 7 - Open vraag

De persoonsvorm hoort bij het werkwoordelijk gezegde.
A
Waar, want de persoonsvorm is ook een werkwoord
B
Niet waar, want de persoonsvorm is geen werkwoord

Slide 8 - Quizvraag

Lieke en Jurre hebben een hele zeldzame vogel gezien in de tuin.

Wat is het wg?
A
Lieke en Jurre
B
hebben
C
gezien
D
hebben gezien

Slide 9 - Quizvraag

De buurtkinderen hebben een iglo gebouwd.
PV?
A
De buurtkinderen
B
hebben
C
een iglo
D
gebouwd.

Slide 10 - Quizvraag

De buurtkinderen hebben een iglo gebouwd.
WG?
A
De buurtkinderen
B
hebben
C
een iglo
D
hebben gebouwd

Slide 11 - Quizvraag

De buurtkinderen hebben een iglo gebouwd.
Onderwerp?
A
De buurtkinderen
B
hebben
C
een iglo
D
gebouwd

Slide 12 - Quizvraag

Onderwerp
Wie/Wat + WG?

Je bent op zoek naar wie/wat er in de zin iets aan het doen is. 

Het meisje miste haar papa. 

Slide 13 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1: Onderstreep de persoonsvorm
Stap 2: Zet onder alle werkwoorden de afkorting WG
Stap 3: Zet zinsdeelstrepen in de zin. 

Stap 4: Wie/Wat + WG = Onderwerp. 
Zet daar een O onder. 

Slide 14 - Tekstslide