lundi le 12 juin

BONJOUR
  • herhalen gramm
  • oefenen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR
  • herhalen gramm
  • oefenen

Slide 1 - Tekstslide

wat zijn signaalwoorden?
A
woorden die zinnen en alinea's aan elkaar plakken
B
woorden die wat feller gedrukt zijn in een tekst
C
woorden die kopjes van een alinea signaleert
D
je kunt van 2 korte zinnen hiermee 1 zin maken

Slide 2 - Quizvraag

Vertaal het signaalwoord "maar"
A
Mais
B
Aussi
C
Parce que
D
Également

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal het signaalwoord "omdat"
A
Car
B
Parce que
C
Et
D
De plus

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal het signaalwoord:
'ensuite'
A
dus
B
want
C
vervolgens
D
daarvoor

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal het signaalwoord "ook"
A
Jamais
B
Aussi
C
Après
D
Avant

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de functie van het signaalwoord:

donc

A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 7 - Quizvraag

Hoe maak je het voltooid deelwoord van een werkwoord op -ir?
A
-ir verandert in -i
B
-ir verandert in -é
C
-ir verandert in -u

Slide 8 - Quizvraag

Met welk werkwoord worden de regelmatige werkwoorden op-ir in de passé composé vervoegd?
A
avoir
B
être

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen in de P van de werkwoorden op -ir?
A
is, is, it, ons, ez, ent
B
e, es, e, ons, ez, ont
C
is, is, it, issons, issez, issent
D
e, es, e, ons, ez, ent

Slide 10 - Quizvraag

De stam van de regelmatige werkwoorden op -ir vind ik door ...
A
-ir eraf te halen
B
de uitgang achter het hele werkwoord te zetten

Slide 11 - Quizvraag

je (donner, imparfait)
A
donnaient
B
donniez
C
donnions
D
donnais

Slide 12 - Quizvraag

Je suis --> imparfait
A
J'avais
B
J'étais
C
Je étais

Slide 13 - Quizvraag

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?
A
ai, as, a ons, ez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
e, es, e, ons, ez, ent
D
a, ez, ont, ais, et

Slide 14 - Quizvraag

Imparfait:
il + rester
A
resterait
B
restait
C
restais
D
est resté

Slide 15 - Quizvraag

Nous (imparfait) ___
A
écoutons
B
écoutions
C
écoutaions
D
écoutiez

Slide 16 - Quizvraag

Elles (donner, imparfait)
A
donnaient
B
donniez
C
donnions
D
donnait

Slide 17 - Quizvraag

Elle regarde --> imparfait
A
regardeait
B
regardait
C
regarda
D
regarderait

Slide 18 - Quizvraag

Au travail !
Wat?
- Leren voor het proefwerk.
-maken flitskaarten
Met wie?
Alleen.
Hulp?
- Steek je hand op.
Tijd?
rest van de les
Waarom?
Om de toets voor te bereiden.
Klaar?
oefenen met flitskaarten

Slide 19 - Tekstslide