2h - week 5 - blok 3 - spelling

2h
week 5 - blok 3 - spelling
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2h
week 5 - blok 3 - spelling

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhalen hoofdzaken
  • Start spelling
  • Meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Oefeningen maken

Slide 2 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
De belangrijke stukken informatie noem je hoofdzaken en de informatie die niet zo belangrijk is, noem je bijzaken.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de hoofdzaken in een tekst?
  1. Lees de tekst grondig en  probeer in eigen woorden aan jezelf te vertellen waar de tekst over gaat. 
  2. Kijk naar de titel, de inleiding en het slot: de voorkeursplaatsen.
  3. Bekijk de kernzinnen
  4. Kijk of er nog feiten, jaartallen of andere kenmerken van het onderwerp in de tekst staan.

Slide 4 - Tekstslide

Bijzaken
Minder belangrijke stukken tekst:
  • voorbeelden 
  • extra uitleg 
  • dingen die de tekst duidelijker of leuker maken 
  • herhalingen

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de hoofdzaak?
'De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw De Jong voor haar honderdste verjaardag. Mevrouw De Jong woont in een verzorgingstehuis.'
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw De Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw De Jong woont in een verzorgingstehuis.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de hoofdzaak?
'Alle leerlingen van klas twee hebben voor de vakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen verdeeld.'
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de vakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen verdeeld.

Slide 7 - Quizvraag

Teksten met meer alinea's
  • Iedere alinea heeft een hoofdzaak --> een schrijver wil in iedere alinea iets vertellen. 
  • Rest van de alinea zijn bijzaken.

Slide 8 - Tekstslide

Kernzinnen
  • Belangrijkste zin van de alinea, dus de hoofdzaak
  • De eerste, tweede of laatste zin van een alinea
  • Soms geen duidelijke kernzin, formuleer dan in eigen woorden.

Slide 9 - Tekstslide

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar de tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 10 - Quizvraag

Waar vind je de hoofdzaken van een tekst?
A
In de inleiding en de kernzinnen
B
In de kernzinnen
C
In de inleiding en het slot
D
In de inleiding, de kernzinnen en het slot

Slide 11 - Quizvraag

SPELLING 
MEERVOUD VAN ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN

Slide 12 - Tekstslide

Noem zelfstandige naamwoorden die je nog lastig vindt om in meervoud te zetten (bijvoorbeeld musicus - musici)

Slide 13 - Woordweb

Zie het schema in je boek

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

2h
week 5 - blok 3 - spelling

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 17 - Quizvraag

Meervoud van CENTRUM
A
centra's
B
centra
C
centrummen
D
centerums

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meervoud van politicus?
A
politici
B
politica

Slide 19 - Quizvraag

Het meervoud van essay is:
A
essays
B
essay's

Slide 20 - Quizvraag


In welk rijtje zijn alle meervouden goed gespeld?
Uitleg -f
- De -f van brief verandert in het meervoud in een v.
- De -f van hiëroglief blijft in het meervoud staan. Het komt van het Franse hiéroglyphique.
Uitleg -e
- Zowel groente als gewoonte, twee woorden die eindigen op -e, hebben twee meervouden.
A
briefen / hiërogliefen / groenten / gewoontes
B
brieven / hiëroglieven / groentes / gewoontes
C
brieven / hiërogliefen / groenten / gewoonten
D
briefen / hiëroglieven / groentes / gewoonten

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag! 

Slide 22 - Tekstslide

2h
week 5 - blok 3 - spelling

Slide 23 - Tekstslide

Doelen
1. Ik kan het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen.
2. Ik weet wanneer ik een -n schrijf achter woorden als alle(n), beide(n) en sommige(n). 

Slide 24 - Tekstslide