Taal groep 5 thema 3 les 6
1 / 13
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Kies de goede betekenis bij het woord:
"de stemming"
"de stemming"
A
hoe je je voelt
B
over een tijdje
C
een uitstapje waarbij je iets leert
D
afsluiten
Slide 2 - Quizvraag
Kies de goede betekenis bij het woord:
"inmiddels"
"inmiddels"
A
hoe je je voelt
B
in de tussentijd
C
een uitstapje waarbij je iets leert
D
afsluiten
Slide 3 - Quizvraag
Kies de goede betekenis bij het woord:
"de excursie"
"de excursie"
A
hoe je je voelt
B
over een tijdje
C
een uitstapje waarbij je iets leert
D
afsluiten
Slide 4 - Quizvraag
Kies de goede betekenis bij het woord:
"afzetten"
"afzetten"
A
hoe je je voelt
B
over een tijdje
C
een uitstapje waarbij je iets leert
D
afsluiten
Slide 5 - Quizvraag
Kies de goede betekenis bij het woord:
"in de fik staan"
"in de fik staan"
A
bang zijn dat iets fout gaat
B
blussen
C
iets leuks wat je kunt doen of zien
D
in brand staan
Slide 6 - Quizvraag
Kies de goede betekenis bij het woord:
"de attractie"
"de attractie"
A
bang zijn dat iets fout gaat
B
blussen
C
iets leuks wat je kunt doen of zien
D
in brand staan
Slide 7 - Quizvraag
Hoe kijkt dit poppetje?
A
blij
B
uitgelaten
C
droevig
D
bezorgd
Slide 8 - Quizvraag
Hoe kijkt dit poppetje?
A
blij
B
uitgelaten
C
droevig
D
bezorgd
Slide 9 - Quizvraag
Welke attractie zie je hier?
A
de achtbaan
B
de zweefmolen
C
de wildwaterbaan
D
het spookhuis
Slide 10 - Quizvraag
Welke attractie zie je hier?
A
de achtbaan
B
de zweefmolen
C
de wildwaterbaan
D
het spookhuis
Slide 11 - Quizvraag
Welke attractie zie je hier?
A
de achtbaan
B
de zweefmolen
C
de wildwaterbaan
D
het spookhuis
Slide 12 - Quizvraag
Welke attractie zie je hier?
A
de achtbaan
B
de zweefmolen
C
de wildwaterbaan
D
het spookhuis
