Spelling B2W1L1

Spelling B1W2L3
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling B1W2L3

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten
Je kent de volgende woordsoorten:
- lidwoord                                                               - telwoord
- zelfstandig naamwoord                               - rangtelwoord
- werkwoord                                                          - voorzetsel
- hulpwerkwoord                                                 - voegwoord
- voltooid deelwoord                                         - persoonlijk voornaamwoord
- bijvoeglijk naamwoord                                  - bezittelijk voornaamwoord
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

'Het zonnestelsel bestaat niet alleen uit de zon, maar ook uit andere hemellichamen.'
Wat is 'zonnestelsel' voor woord?

Slide 3 - Open vraag

'Het zonnestelsel bestaat niet alleen uit de zon, maar ook uit andere hemellichamen.'
Wat is 'bestaat' voor woord?

Slide 4 - Open vraag

'Het zonnestelsel bestaat niet alleen uit de zon, maar ook uit andere hemellichamen.'
Wat is 'maar' voor woord?

Slide 5 - Open vraag

Zinsdelen
Je kent de volgende zinsdelen:
- onderwerp
- persoonsvorm
- lijdend voorwerp

Slide 6 - Tekstslide

'De kleine groepen beëindigen de tocht succesvol.'
Wat is in deze zin de persoonsvorm?

Slide 7 - Open vraag

'De kleine groepen beëindigen de tocht succesvol.'
Wat is in deze zin het onderwerp?

Slide 8 - Open vraag

'De kleine groepen beëindigen de tocht succesvol.'
Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?

Slide 9 - Open vraag

Koppelteken
Je schrijft een koppelteken bij:
- een klinkerbotsing: bv. zee-egel
- een aardrijkskundige naam: bv Noord-Afrika
- een afkorting: bv tv-gids
- met 'ex' of 'oud': bv oud-leerling

Slide 10 - Tekstslide

Je krijgt je diploma uitgereikt op de ...........

Slide 11 - Open vraag

Argentinië ligt niet in Noord-Amerika maar in .....................

Slide 12 - Open vraag

Toiletpapier noem je ook wel: ................................

Slide 13 - Open vraag

Als de auto uit de bocht vliegt noem je dat een: ................................

Slide 14 - Open vraag

Wat is de goede spelling van het werkwoord 'geloven' in deze zin?
'Hij ........... zijn zus, toen zij het verhaal vertelde.'
A
gelooft
B
geloofde
C
geloofte

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de goede spelling van het werkwoord 'verwoesten' in deze zin? '............. jullie gisteren dat bushokje?'
A
verwoesten
B
verwoestten
C
verwoeste
D
verwoestte

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van het werkwoord 'glanzen' in deze zin?
'De lepel glanst als nooit tevoren.'

A
glanzde
B
glanste
C
glanzte
D
glansde

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van het werkwoord 'ontleden' in deze zin?
'Ik ontleed het hard bij biologie.'

A
ontleede
B
ontlede
C
ontleedde
D
ontleden

Slide 18 - Quizvraag

Luister naar het dictee en 
schrijf de woorden goed op in je schrift.

Slide 19 - Tekstslide

Maak les 3:
opdracht 1 , 2 en 3

Slide 20 - Tekstslide