4M week 36 les 1

4M week 36 les 1
examenjaar!!!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

4M week 36 les 1
examenjaar!!!

Slide 1 - Tekstslide

Examenprogramma
-voortgangstoetsen
Se's
examen

Slide 2 - Tekstslide

Voortgangstoetsen 5
- week 37: tekstvaardigheid
- week 40: unit 1
- week 46: unit 2
- week 48: brief
- week    6: unit 3


Slide 3 - Tekstslide

5 voortgangstoetsen
4 tellen mee. Heb je ze allemaal gemaakt dan vervalt het laagste cijfer. Heb je er 1 gemist (waarom dan ook) dan vervalt die toets en is die niet in te halen.

Slide 4 - Tekstslide

SE's
- SE A: leesboek 1: Follow me Back ( SE week 1)  10%
- SE B: Brief (SE week 2) 20%
- SE C: Kijk/luistertoets (eind januari) 20%
- SE D: leesboek 2: One of us is lying (Se week 3) 10%
- SE E: Mondeling (SE week 3) 20%
- SE F: gemiddelde voortgangstoetsen ( tot aan SE week 3) 20%

Slide 5 - Tekstslide

Deze periode
tekst toets week 37
Unit 1
lezen Follow me back

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

week 36: t/m chapter 4
week 37: t/m chapter 8
week 38: t/m chapter 12
week 39: t/m chapter 16
week 40: t/m chapter 19
week 41: t/m  chapter 23
week 42: t/m chapter 27
week 43: Uit
week 44: SE week Toets

Slide 8 - Tekstslide

Elke week maak je opdrachten in je werkboekje. Je kunt ze thuis maken en vult ze vervolgens in tijdens de les. Volgende les heb je gelezen tot en met      en maak je de opdrachten tot en met

Slide 9 - Tekstslide

Grammar 1.1
-who and which
if-sentences

Slide 10 - Tekstslide

New Interface Unit 1
Please take out your coursebooks. If possible we will work online however you will have to bring your books every lesson!

Slide 11 - Tekstslide

She worked for a man ... used to be an athlete
A
who
B
which

Slide 12 - Quizvraag

I bought the Harry Potter book ... had been on my list for a long time!
A
who
B
which

Slide 13 - Quizvraag

Relative clauses WHO - WHICH  
Dutch: betrekkelijke voornaamwoorden 

I play tennis with Henk 
Henk lives in Nijkerk
I play tennis with Henk, who lives in Nijkerk 



Slide 14 - Tekstslide

The man ... is wearing a blue sweater is working in the garden
A
who
B
which
C
that
D
X

Slide 15 - Quizvraag

WHO - WHICH 
Who - als het op personen slaat 
Which - als het op dieren/dingen slaat 

Slide 16 - Tekstslide

Ashley is the girl ... I met on Friday.
A
who
B
which

Slide 17 - Quizvraag

Jantje likes hamburgers ... are hot
A
who
B
which

Slide 18 - Quizvraag

Conditionals


Conditionals zijn voorwaardelijke zinnen: als ..... , dan ......
Een conditional sentence bestaat uit twee delen, een hoofdzin en een zinsdeel met if.

Slide 19 - Tekstslide

First conditional

Slide 20 - Tekstslide

First Conditional
Vorm: bij de first conditional gebruik je verschillende tijden in de twee zinsdelen. Bij if gebruik je de Present Simple en in het andere zinsdeel will + een werkwoord.

Gebruik: als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.

Slide 21 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
Hier: study

Slide 22 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
Hier: will pass

Slide 23 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
  will pass

* If-zin, het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  study

Slide 24 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
Onthoud: if en 'will' gaan niet samen.
If you will study well, you will pass the test.

if + present simple
If you study well, 
will + ww.
you will pass the test.
will + ww.
You will pass the test,
if + present simple
if you study well

Slide 25 - Tekstslide

First conditional:
If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - will buy
B
will have - buy
C
have - buy
D
will have - will have

Slide 26 - Quizvraag

First conditional:
If she .......(not listen), I ............(call) the security
A
don't listen/will call
B
didn't listen/ will call
C
doesn't listen/will call
D
doesn't listen/ won't call

Slide 27 - Quizvraag

First conditional:
If I ... (win) the lottery, I ... (treat) myself with a new car.
A
will win - will treat
B
win - will treat
C
win - treat
D
will win - treat

Slide 28 - Quizvraag

First conditional:
I ... (stay) home, if it ... (rain)
A
stay - will rain
B
stay - rains
C
will stay - rains
D
will stay - will rain

Slide 29 - Quizvraag

Vul in First Conditional:
If I ... (see) Mary, I ... (tell) her.

Slide 30 - Open vraag

Vul in First Conditional:
If you ... (work) hard, you ... (get) rich.

Slide 31 - Open vraag

Vul in First Conditional:
Their teacher ... (to be) sad if they ... (not - to pass) their exam.

Slide 32 - Open vraag

Grammar practise
Now finish excercises 7 and 8. When done do practise more!

Slide 33 - Tekstslide