4M week 36 les 2

4M week 36 les 2
Homework lesson 1 done & practise more!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

4M week 36 les 2
Homework lesson 1 done & practise more!

Slide 1 - Tekstslide

Grammar 1.1
-who and which
if-sentences

Slide 2 - Tekstslide

She worked for a man ... used to be an athlete
A
who
B
which

Slide 3 - Quizvraag

I bought the Harry Potter book ... had been on my list for a long time!
A
who
B
which

Slide 4 - Quizvraag

Relative clauses WHO - WHICH  
Dutch: betrekkelijke voornaamwoorden 

I play tennis with Henk 
Henk lives in Nijkerk
I play tennis with Henk, who lives in Nijkerk 



Slide 5 - Tekstslide

The man ... is wearing a blue sweater is working in the garden
A
who
B
which
C
that
D
X

Slide 6 - Quizvraag

WHO - WHICH 
Who - als het op personen slaat 
Which - als het op dieren/dingen slaat 

Slide 7 - Tekstslide

Ashley is the girl ... I met on Friday.
A
who
B
which

Slide 8 - Quizvraag

Jantje likes hamburgers ... are hot
A
who
B
which

Slide 9 - Quizvraag

Conditionals


Conditionals zijn voorwaardelijke zinnen: als ..... , dan ......
Een conditional sentence bestaat uit twee delen, een hoofdzin en een zinsdeel met if.

Slide 10 - Tekstslide

First conditional

Slide 11 - Tekstslide

First Conditional
Vorm: bij de first conditional gebruik je verschillende tijden in de twee zinsdelen. Bij if gebruik je de Present Simple en in het andere zinsdeel will + een werkwoord.

Gebruik: als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.

Slide 12 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
Hier: study

Slide 13 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
Hier: will pass

Slide 14 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
  will pass

* If-zin, het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  study

Slide 15 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
Onthoud: if en 'will' gaan niet samen.
If you will study well, you will pass the test.

if + present simple
If you study well, 
will + ww.
you will pass the test.
will + ww.
You will pass the test,
if + present simple
if you study well

Slide 16 - Tekstslide

First conditional:
If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - will buy
B
will have - buy
C
have - buy
D
will have - will have

Slide 17 - Quizvraag

First conditional:
If she .......(not listen), I ............(call) the security
A
don't listen/will call
B
didn't listen/ will call
C
doesn't listen/will call
D
doesn't listen/ won't call

Slide 18 - Quizvraag

First conditional:
If I ... (win) the lottery, I ... (treat) myself with a new car.
A
will win - will treat
B
win - will treat
C
win - treat
D
will win - treat

Slide 19 - Quizvraag

First conditional:
I ... (stay) home, if it ... (rain)
A
stay - will rain
B
stay - rains
C
will stay - rains
D
will stay - will rain

Slide 20 - Quizvraag

Vul in First Conditional:
If I ... (see) Mary, I ... (tell) her.

Slide 21 - Open vraag

Vul in First Conditional:
If you ... (work) hard, you ... (get) rich.

Slide 22 - Open vraag

Vul in First Conditional:
Their teacher ... (to be) sad if they ... (not - to pass) their exam.

Slide 23 - Open vraag

Grammar practise
Now finish excercises 7 and 8. When done do practise more!

Slide 24 - Tekstslide

Practise more
Now please do the practice more excerises of lesson 1. They are homework.

Slide 25 - Tekstslide