examen C

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 3

examen C

De volgende vragen gaan over B1-K1-W1: Je moet vooraf 4 uur draaien;

1. 4 uur aan een gesloten
2. 4 uur los van elkaar

In de 4 uur draaien:

1. een activiteit doen, mag ook met 1 kind.
2. Gewoon laten zien dat je de groep kan draaien
3. Met minimaal 3 kinderen een activiteit doen
4. Apart zitten en iedereen aansturen

Welk doel moeten de activiteiten hebben?

1. Motorische ontwikkeling
2. Sociale ontwikkeling
3. Als er maar een doel achter zit
4. Bijdrage leveren aan een positieve sfeer op de groep

M.b.t. de activiteiten:

1. Je biedt emotionele ondersteuning
2. Alle antwoorden zijn goed
3. Bespreekt opvallend gedrag met collega's
4. Je laat kinderen zelf tot een oplossing komen

Je moet de groep draaien volgens de richtlijnen van de organisatie.
Wat betekend dit?

Wat is de taak voor de praktijk voor afronding van dit examen.
2 antwoorden

1. Beoordelen in Digibieb
2. Ara verklaring tekenen dat het gebeurd is
3. Ara verklaring dat het verslag klopt
4. Niets

B1-K1-W3:
Je moet 4 activiteiten voor bereiden. Op welke basis?

1. Op de basis van wat de kinderen aangeven
2. Op basis van de positieve sfeer op de groep
3. Aansluitend op alle ontwikkelingsgebieden
4. Op basis van de visie van de organisatie

Welke 3 domeinen zijn verplicht voor de activiteiten?

Je schrijft hierover een verslag. Over welke 3 punten schrijf je dit verslag?

1. Hoe de activiteiten aansluiten bij de ontwikkelingsgebieden
2. Hoe de activiteiten zijn verlopen
3. Hoe de activiteiten aansluiten bij de ontwikkeling.
4. Hoe de activiteiten aansluiten bij de behoeften

Wat vermeld je nog meer in de planning?

Benoem randvoorwaarden

W4:Ruimte:Dit moet aangepasworden op de richtlijnen en doelstellingen van de organisatie; Dan kan je denken aan:

1. Dagplanning
2. Creativiteit ontwikkelen
3. De visie
4. Uitdaging bieden

De speel-leer omgeving moet een thema hebben:

1. waar
2. niet waar

P2-K1-W2: Activiteiten programma
Hoe start je dit examen onderdeel?

1. Activiteit voor te bereiden
2. Ontwikkelings niveau en behoefte bepalen
3. Beschrijven van de beginsituatie
4. Het dagprogramma als basis nemen.

De activiteit moet aansluiten bij:

1. Het onwikkelingsdoel
2. De mogelijkheden op de groep
3. De wensen van ouders
4. De wensen en behoeften van de kinderen

Wie kan die persoon zijn met expertise die je erbij moet betrekken?

Op basis van hoeveel kinderen moet je dit examen voorbereiden/

1. 1
2. 3
3. 2
4. 4

P2-K1-W7: VVE

1. 2 kinderen en 2 ontwikkelingsgebieden
2. 2 kinderen met het zelfde ontwikkelingsgebied
3. 1 kind en 2 ontwikkelingsgebieden
4. 1 kind een 1 of meer ontwikkelingsgebieden

Hoe speel je in op spontane kansen om de ontwikkeling van het kind te stimuleren? Mondeling

Moet je dit examen uitvoeren? En je werkt samen met een assistent. Wat is jou taak?

1. ja, observeren als de ander het uit voert
2. ja, enthousiasmeren
3. nee, observeren als de ander het uit voert
4. nee, alleen doorgeven wat er moet gebeuren.

Mag dit examen met elk willekeurig kind

1. Ja, elke activiteit heeft een doel waarl een kind van leert
2. nee, er moet een ontwikkelingsprobleem zijn.