In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Het Parlement controleert
Paragraaf 5
Slide 1 - Tekstslide
Begrippen
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Parlement
Wetgeving
Slide 2 - Tekstslide
Agenda
Mededelingen Wat weet je nog of al? Theorie / Instructie Oefenen Zelfstandig werken Herhalen Evalueren & Afsluiten
Wat gaan we vandaag doen?
Voorkennis
Uitleg
quiz
Huiswerk
Afsluiten
Slide 3 - Tekstslide
wathoortwaar-po.tools.prodemos.nl
Slide 4 - Link
Overheid
Kabinet
Regering
Politici en ambtenaren
Koning en ministers
Ministers en Staatssecretarissen
Slide 5 - Sleepvraag
Tweede kamer 150 zetels. Meerderheid dus bij 76 zetels
Eerste kamer 75 zetels. Meerderheid dus bij 38 zetels
Tweede kamer
Eerste Kamer
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
verschillenmemory.tools.prodemos.nl
Slide 8 - Link
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Tekstslide
Voor de wetgevende taak hebben de Tweede Kamerleden de volgende rechten:
Stemrecht: Elk kamerlid mag stemmen over de verschillende wetsvoorstellen
Recht van amendement: Elk kamerlid mag delen van een wetsvoorstel veranderen
Recht van initiatief: Elk kamerlid mag zelf wetsvoorstellen maken en die voorleggen aan de kamer.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Rechten bij de controlerende taak:
Vragenrecht: Kamerleden mogen mondeling of per brief vragen stellen aan ministers of staatssecretarissen.
Motierecht: De kamer vraagt de minister iets te doen. Motie van wantrouwen wordt ingediend, als een minister heeft gelogen of grote fouten heeft gemaakt.
Recht van interpellatie: Kamerleden mogen een minister of staatssecretaris ter verantwoording roepen. Hij moet dan uitleg geven over het beleid.
Enquête recht: Er wordt een onafhankelijk onderzoek opgestart om te kijken of de regering grote fouten heeft gemaakt.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Maken:
Paragraaf 5
Slide 18 - Tekstslide
Quiz
Beantwoord de volgende vragen
Slide 19 - Tekstslide
De minister-president...
A
...is de leider van het kabinet
B
...is de voorzitter als de ministers met elkaar vergaderen
C
...is het staatshoofd van Nederland
D
...beëdigt de ministers en staatssecretarissen
Slide 20 - Quizvraag
Christen-democratie komt vooral op voor...
A
... gezinnen met kinderen
B
... mensen met weinig geld
C
... werkende burgers
D
... een actieve overheid
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een coalitie?
A
Politieke partijen die samen een regering vormen
B
Politieke partijen die met wetsvoorstellen komen
C
De regering die bestaat uit koning en ministers
D
De Eerste en de Tweede Kamer samen
Slide 22 - Quizvraag
hoeveel leden heeft het parlement
A
225
B
75
C
200
D
150
Slide 23 - Quizvraag
welk recht hoort niet tot de controlerende taak van het Parlement
A
recht van interpellatie
B
vragenrecht
C
recht van initiatief
D
recht van budget
Slide 24 - Quizvraag
Wat zijn de twee belangrijkste taken van de Tweede Kamer?
A
mede wetgever
Regering controleren
B
Wetgeving maken
Dagelijks bestuur van het land
C
Regering controleren
Dagelijks bestuur van het land
D
Wetten uitvoeren
Recht spreken
Slide 25 - Quizvraag
recht van amendement, Wie heeft dit recht en wat betekent het?
A
alleen de Tweede Kamer
wijziging wetsvoorstel
B
alleen de Eerste Kamer
wetswijziging
C
alleen de Tweede Kamer, debatteren over een wet
D
alleen de Eerste Kamer,
wetsvoorstel
Slide 26 - Quizvraag
Bij wie legt het nieuw gevormde kabinet een eed af?