In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat wordt bedoelt met "ergonomisch werken"?
A
werken op het juiste tijdstip
B
werken met een kromme rug
C
werken in een salon
D
werken in de juiste houding
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Video
Wat betekent FIFO
A
Fijne Fordages
B
Fast Individual Forms
C
Final in First Open
D
First in First Out
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Video
Het overbrengen en ontvangen van een boodschap is
A
Een gesprek voeren
B
Empathie
C
Communicatie
D
Active luisteren
Slide 6 - Quizvraag
Als zorgprofessional is het heel belangrijk dat je non-verbale signalen op te pakken en actief in te zetten. Zo kun je jouw cliënt veel beter helpen. Geef een voorbeeld voor (non-verbale signalen- Non verbale communicatie)
Slide 7 - Open vraag
Zoals je gezichtsuitdrukking
Slide 8 - Tekstslide
Zoals lichaamshouding
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
De LSD-methode is een slimme gesprekstechniek die je zowel op het werk met je collega's als met je klanten kunt gebruiken!
Waar staan de letters L, S, D voor in de LSD-methode?
Slide 11 - Open vraag
SLD
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Situatie
Mevrouw Jansen heeft een nieuwe heup. Ze gaat vandaag wandelen met Anna. Het lopen gaat langzaam, maar het gaat iedere dag een stukje beter.
Slide 14 - Tekstslide
Bij de omgang met zorgvragers is het belangrijk dat je je kunt inleven in een ander. Je kunt je verplaatsen in de gedachten en gevoelens van een ander. Dit noemen we.......
A
Actieve luisteren
B
Klantenservice
C
Respecteren
D
Empathie
Slide 15 - Quizvraag
Je dekt de tafel. Je legt het bestek naast het bord. Waar leg je de vork?
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
Wat is het verschil tussen THT & TGT?
A
THT = te minsten houdbaar tot
TGT = te gebruiken tot
B
THT = te gebruiken tot daarna moet je het weg gooien
C
Het maakt niks uit het is beide het zelfde
Slide 18 - Quizvraag
Op vlees staat een
A
THT datum
B
TGT datum
Slide 19 - Quizvraag
De vermelding '---' staat op zeer bederfelijke voedingsmiddelen, zoals verse vis, gehakt, vlees, etc.
A
TGT
B
THT
Slide 20 - Quizvraag
bed opmaken
Slide 21 - Woordweb
Slide 22 - Video
Met je examens, In het leven, als je naar niveau 2 gaat en met alles!