12.3 Eiwitten

12.3 Eiwitten
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

12.3 Eiwitten

Slide 1 - Tekstslide

Eiwitten ontstaan uit aminozuren -> BINAS 67H
Dit zijn monomeren met hierin een zuurgroep en aminogroep



Hoe heet de reactie om deze aminozuren aan elkaar te koppelen?

Slide 2 - Tekstslide

Vorming van een dipeptide
Als het goed is herken je de condensatiereactie!
Eiwitten zijn biopolymeren

2 aminozuren -> condensatie -> dipeptide -> condensatie -> polypeptide (=eiwit)

Slide 3 - Tekstslide

Van aminozuur naar peptidebindiding naar eiwit. 

Slide 4 - Tekstslide

primaire structuur =
volgorde van
aminozuren





Hierin worden H-bruggen en zwavelbruggen gevormd
en vouwt de polypeptideketen zich op -> netwerk van
meerdere polypeptideketens (=eiwit)
Ruimtelijke structuur bepaalt de eigenschappen

Slide 5 - Tekstslide

Volgorde aminozuren is belangrijk
TAAL betekent iets anders dan LAAT




Zo bepaalt ook de volgorde van de aminozuren welk eiwit er gevormd wordt

Slide 6 - Tekstslide

Het tripeptide Ala-Val-Ser is opgebouwd uit drie aminozuren: alanine, valine en serine. 
Geef de reactievergelijking in structuurformules van de vorming van Ala-Val-Ser. 

Slide 7 - Tekstslide

Eiwitten in lichaam
  • eiwitten in voedsel
  •  afbraak tot aminozuren (hoe heet deze reactie?)




  • omzetting tot andere aminozuren (energie, bouwstof, vervoer, bloedstolling, immuunsysteem)
    of afbraak in lever. hier ontstaat dan ammoniak (+ koolstofdioxide -> ureum. Dit gaat via bloed naar de nieren)
Eiwitten in lichaam
  • eiwitten in voedsel
  •  afbraak tot aminozuren (hoe heet deze reactie?)

     
  • omzetting tot andere aminozuren (energie, bouwstof, vervoer, bloedstolling, immuunsysteem)
    of afbraak in lever. hier ontstaat dan ammoniak (+ koolstofdioxide -> ureum. Dit gaat via bloed naar de nieren)




Slide 8 - Tekstslide

Enzymen (soort eiwit)
= biokatalysatoren 
  • Enzym gaat binding aan met substraat (=stof waar enzym op inwerkt)
  • enzym en substraat veranderen van vorm
  • reactie
  • reactieproducten worden los gelaten
  • enzym terug naar oorspronkelijke vorm

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Optimale werking van enzymen
Optimale werking
van enzymen

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!

Slide 12 - Tekstslide