3H week 23

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat was het huiswerk??
Herhalen bron C en bron D ( phrases clés)
filmpje koken
online maken E en G ( mettre) exercises 19,20,21,26
 Répéter A,B,C,D

Slide 2 - Tekstslide

jeudi le 4 juin
Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

apprendre l'adjectif qualificatif ( bron I)
faire:27,29 ( H)
31,32,33 Bron I 




Slide 3 - Tekstslide

Allereerst: wat is een bijvoeglijk naamwoord ook al weer?
A
een woord dat activiteit aangeeft
B
een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord
C
een woord waar je een lidwoord voor kunt zetten
D
een woord dat bezit aanduidt

Slide 4 - Quizvraag

Schrijf hier alles op wat je al weet over het bijvoeglijk naamwoord in het Frans

Slide 5 - Woordweb

Normaal gesproken staat het bijvoeglijk naamwoord in het Frans:
A
achter het zelfstandig naamwoord
B
voor het zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Vormen van het bijv. naamwoord. Wat hoort bij elkaar?
grand
grands
grande
grandes
mannelijke vorm

vrouwelijke vorm
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud

Slide 8 - Sleepvraag

Attention
  • Sommige bijvoeglijk naamwoorden hebben onregelmatige vormen!

Slide 9 - Tekstslide

Onregelmatig
gros
grosse
gros
grosses
bon
bonne
bons
bonnes
dangereux
dangereuse
dangereux
dangereuses
heureux
heureuse
heureux
heureuses
sportif
sportive
sportifs
sportives
cher
chère
chers
chères
man. enk.
vr. enk.
man. mv.
vr. mv

Slide 10 - Tekstslide

Helemaal onregelmatig
man. enk.
vr. enk.
man. mv.
vr. mv.
beau (bel)
belle
beaux
belles
nouveau (nouvel)
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieux (vieil)
vieille
vieux
vieilles

Slide 11 - Tekstslide

Tekst
Normaal
Uitzondering
intéressantes
nouveau
magnifique
mauvaise
beaux
bon
petits
américan
jeune
bleu

Slide 12 - Sleepvraag

Welke zinnen zijn goed?
A
Il est jeun
B
Ils sont jeunes
C
Il est jeune
D
Ils sont jeuns

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
La chaise bleu
B
La chaise bleue
C
La chaise bleus
D
La chaise bleues

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Une prof sérieux
B
Une prof sérieuse
C
des profs sérieuxs
D
Une prof sérieuses

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Un garçon drôlee
B
Un garçon drôle
C
Un garçon drôles
D
Un garçon drôlees

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Elle a un noir chat
B
Elle a un noire chat
C
Elle a un chat noir
D
Elle a un chat noire

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin(nen) is/zijn goed?
A
Ma voisine a de petits chats.
B
Ma voisine a des petits chats.
C
Mon voisin a de chiens noirs.
D
Mon voisin a des chiens noirs.

Slide 18 - Quizvraag

Dat zijn sportieve jongens.
Ce sont des .......... garçons ........
A
Ce sont des garçons sportives
B
Ce sont des garçons sportif
C
Ce sont des garçons sportifs
D
Ce sont des garçons sportive

Slide 19 - Quizvraag

De criminelen zijn gevaarlijk
Les criminels sont ...........
A
dangereuses
B
dangereuse
C
dangereux
D
dangereuxes

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf de zin opnieuw zónder fouten:

Les intélligent élèves sont dans la grand classe

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf de hele zin met het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm én op de juiste plek.
(beau) Maurica a une __________voiture__________.

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de hele zin met het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm én op de juiste plek.
(intéressant) Ce sont des __________livres__________.

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de hele zin met het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm én op de juiste plek.
(intélligent) Elle est une __________fille__________.

Slide 25 - Open vraag

Schrijf de hele zin met het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm én op de juiste plek.
(blanc) Elle porte toujours des__________robes__________.

Slide 26 - Open vraag

les devoirs:

Online maken 27,29 ( H)
31,32,33 Bron I
alles leren van chapitre 5

Slide 27 - Tekstslide