In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Formules
Pak je Ipad en aantekeningenschrift
Slide 1 - Tekstslide
Planning vandaag
Start (5 min)
Uitleg (15 min)
Bettermarks (20 min)
Uitleg (15 min)
Bettermarks (20 min)
Afsluiting (5 min)
Slide 2 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Slide 3 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Slide 4 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Hoeveel geld na 6 weken?
Hoeveel geld na 23 weken?
Na hoeveel weken heeft hij €320,- gespaard?
timer
1:00
Slide 5 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld na 2 weken?
Hoeveel geld na 6 weken?
Hoeveel geld na 23 weken?
Na hoeveel weken heeft hij €320,- gespaard?
Slide 6 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
150
Slide 7 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
150+10⋅aantal
weken
Slide 8 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
Slide 9 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
gespaarde
geld=150+10⋅23
Slide 10 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
gespaarde
geld=150+10⋅23
gespaarde
geld=150+230
Slide 11 - Tekstslide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
gespaarde
geld=150+10⋅23
gespaarde
geld=150+230
gespaarde
geld=380
Slide 12 - Tekstslide
Aantekening: 3.2 formules
Een formule gebruik je om iets in één keer uit te rekenen.
Bv: Anne besteld foto's, ze betaalt €0,20 per foto en €3,- verzendkosten. Bereken met de formule hoeveel 20 foto's kosten:
Anne betaald €9,-
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+3
bedrag=0.20⋅20+5
bedrag=4+5
bedrag=9
timer
4:00
Slide 13 - Tekstslide
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
A
285
B
800
C
880
D
1400
Slide 14 - Quizvraag
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
Slide 15 - Tekstslide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
Slide 16 - Tekstslide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
Slide 17 - Tekstslide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
kilometers=800
Slide 18 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Werk aan de opgaven van 3.2 in Bettermarks
Overleg met je buurman/buurvrouw
Steek je vinger op als je vragen hebt
T/m opdracht 7 moet lukken
Tot 10:35
Slide 19 - Tekstslide
Ga terug naar LessonUp
Slide 20 - Tekstslide
Aanpassen
Slide 21 - Tekstslide
Aanpassen
Slide 22 - Tekstslide
Formules
Een formule gebruik je om iets in één keer uit te rekenen.
Bv: Anne besteld foto's, ze betaalt €0,20 per foto en €3,- verzendkosten. Bereken met de formule hoeveel 20 foto's kosten:
Anne betaald €9,-
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
bedrag=0.20⋅20+5
bedrag=4+5
bedrag=9
Slide 23 - Tekstslide
Formules
Anne betaald €9,-
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
bedrag=0.20⋅20+5
bedrag=4+5
bedrag=9
Slide 24 - Tekstslide
Formules
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
Slide 25 - Tekstslide
Formules
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
b=0.20f+5
Slide 26 - Tekstslide
Aantekening 3.2: formules (zet deze onder je vorige aantekening)
Formules schrijven we korter met letters. De letters noemen we variabelen.
Formule:
Met bedoelen we
b=0.20f+5
0.20f
0.20⋅f
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
timer
2:30
Slide 27 - Tekstslide
Bas koopt online truien voor €35,- met €4,50 verzendkosten. aantal truien = t kosten = k Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35t+4.5
timer
1:30
A
€62,50
B
€210,-
C
€214,50
D
€237,-
Slide 28 - Quizvraag
Formules
Bas koopt online truien voor €35,- met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35t+4.5
Slide 29 - Tekstslide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
Slide 30 - Tekstslide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
a=6⋅5+9
Slide 31 - Tekstslide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
a=6⋅5+9
a=30+9
Slide 32 - Tekstslide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
a=6⋅5+9
a=30+9
a=39
Slide 33 - Tekstslide
Bereken r als t = 9
r=2t+12
A
30
B
41
C
110
D
126
Slide 34 - Quizvraag
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
Slide 35 - Tekstslide
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
r=2⋅9+12
Slide 36 - Tekstslide
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
r=2⋅9+12
r=18+12
Slide 37 - Tekstslide
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
r=2⋅9+12
r=18+12
r=30
Slide 38 - Tekstslide
Bereken y als x = 3
y=8x+7
A
29
B
31
C
45
D
90
Slide 39 - Quizvraag
Formules
Bereken als
y=8x+7
y
x=3
Slide 40 - Tekstslide
Bereken k als m = 2 en n = 7
k=2m+3n
A
25
B
50
C
57
D
84
Slide 41 - Quizvraag
Formules
Bereken als en
k=2m+3n
k
m=2
n=3
Slide 42 - Tekstslide
Formules
Bereken als en
k=2m+3n
k
m=2
n=3
k=2⋅2+3⋅7
Slide 43 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Werk aan de opgaven van 3.2 in Bettermarks
Overleg met je buurman/buurvrouw
Steek je vinger op als je vragen hebt of klaar bent