Examen 2017 2e tijdvak

              Examentraining 2017 2e tijdvak   
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

              Examentraining 2017 2e tijdvak   

Slide 1 - Tekstslide

Wat neem je mee naar het examen?
Let op:
Bij meerkeuze vragen maar 1 antwoord goed
Geld twee cijfers achter de komma
Berekeningen altijd opschrijven
Kijk op hoeveel decimaal je moet afronden
Als er om een uitleg wordt gevraagd deze opschrijven 

Slide 2 - Tekstslide

1. Neem je woordenboek mee naar het examen! Dit kan je in je woordenboek opzoeken.
2. Welke informatie krijg je?
Welke procentsom moet je gebruiken?
3. Een echte leervraag, mag je niet fout doen. Weet je het niet meer boek blz 15
mo·daal (bijvoeglijk naamwoord)
1
(taalkunde) een wijze of modus uitdrukkend: modale bepalingen, bv.: hij komt misschien; modale hulpwerkwoorden, bv.: kunnen, moeten, mogen, willen
2
gemiddeld: de modale inkomens de meest voorkomende
€ 69 = 3,2 %
Hoeveel is 100 %

Slide 3 - Tekstslide

4. Een weggeef vraag. Zelfs zonder economie gehad te hebben moet je dit weten.
5. Wat kom je te weten in de
grafiek?

Slide 4 - Tekstslide

6. Wat is een voordeel van een eigen bedrijf in plaats van in loondienst werken. ( werken voor een baas) 
7. Let op: de vraag
is reparaties!!!
Wat moet hij gaan verdienen met de reparaties? Hoeveel verdiend hij op een reparatie?         
Hoeveel keer past wat hij aan 1 reparatie moet verdienen in het totale bedrag wat hij moet verdienen? 

Slide 5 - Tekstslide

8. 

9. Wat is een economische crisis en wat is het gevolg?

10. Logisch nadenken, wat gebeurt er door dit plan?

Een nieuw bedrijf heeft nog geen klantenkring opgebouwd.
Om te zorgen dat je klanten krijgt moet je reclame maken en dat zorgt voor extra kosten.
Als je net een bedrijf hebt wat heb je dan nog niet? Of wat moet je gaan maken om klanten te krijgen.
In een economische crisis gaat het slechter met de economie van het land. Als gevolg hiervan gaan mensen minder kopen.
Omdat mensen minder geld uitgeven zullen ze minder snel nieuwe schoenen kopen maar juist oude schoenen laten repareren.
Doordat je in de winkel je schoenen kan inleveren komen mensen je winkel in. Het kan goed dat als mensen dan in de winkel zijn ze ook aankopen doen in de winkel. Een voor del voor de winkelier.

Slide 6 - Tekstslide

11. 
c
Net als bij vraag 7.
Hoeveel keer past € 4 in € 10.800.

Slide 7 - Tekstslide

12.

13. Oorzaken van inflatie
boek bladzijde 20.
14. Wat kan de overheid 
verhogen zodat er inflatie
 ontstaat?
Het antwoord van 2 staat letterlijk in de tekst boven de opdracht.

Slide 8 - Tekstslide

15. Op de volgende slide uitleg over prijsindexcijfer. De uitleg begint gelijk bij dit onderwerp. Zie ook stappenplan in het boek op bladzijde 25. 
Wat moet je berekenen? 
16. Bekijk de informatiebron, wat moet je gaan vergelijken?
Persoonlijke prijsindex van Robine.
Welke informatie uit de informatiebron moet je dan gebruiken?
De wegingsfactor algemeen met de wegingsfactor van Robine.
Dan weet je wat het antwoord moet zijn.

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

17.Wat kom je te weten
uit de informatiebron?

18. Wat als de rente lager is dan de inflatie?

19. Wat moet je berekenen?
Welke formule?



Van je spaargeld kan je dan minder kopen dan ervoor omdat er minder rete bijkomt dan dat de prijzen duurder worden.
Dus wat wordt de volgorde?
Met hoeveel procent is de export naar Oost-Europese landen gestegen van 1995 -2015.

Slide 11 - Tekstslide

20. Gebruik de informatiebron. Wat kom je te weten/
21. Basisjaar bij indexcijfers is altijd? 
Wat kom je nu te weten? 
Wat moet je bereken ?

22. GB betaalt ons in euro's.
Wat dan?
 
Export naar Oost- Europa is die hoger of lager dan naar EU?
In procenten waar de grootste groei? Kijk bij vorige vraag.
100
€ 92 miljard = 100
Zie informatiebron
Indexcijfer 2015.
Bij dit jaar hoort een export bedrag van € 322 miljard

Slide 12 - Tekstslide

INVLOED VAN WISSELKOERSEN
Stel: de wisselkoers van de € stijgt t.o.v. de $, dan moet Amerika meer voor een € betalen en worden de Nederlandse producten duurder voor Amerika. Hierdoor daalt de Nederlandse export naar Amerika.

Dit geldt ook andersom!!!

Slide 13 - Tekstslide

23. MRB stat boven opdracht 23 = motor-
rijtuigenbelasting. moet je bij de drie punten belasting betalen omdat je de auto bezit of omdat je de auto gebruikt?
24. Wat moet je eerst uitrekenen?
Welke procentsom moet je daarna maken?
Hoeveel euro gaat er naar de provincie?
€ 5,5 miljard - € € 3,85 miljard  = € 1,65 miljard naar de provincie.

(€ 1,65 miljard / € 5,5 miljard )X 100 = 30%

Slide 14 - Tekstslide

25. Wat weet je over Drenthe en Overijsel? Drenthe hoger belastingpercentage maar in euro's ontvangen ze minder. Wat is hiervan de oorzaak?
26. Weet je de 
belastingbeginselen niet meer?
Bekijk de video.

Slide 15 - Tekstslide

27. Hoe ontstaat de Provinciale staten?

28. Bedenk iets hoe de overheid ervoor kan zorgen dat mensen de auto laten staan.
29. Een echte leervraag.
30. Kijk naar informatiebron.
Waar moet je opletten?

Door verkiezingen.
Als een politieke partij 118% belasting op het programma heeft staan wat zal er dan gebeuren?
Je kan nog een andere reden bedenken.
De eerste vier hebben 21% btw en de laatste 6% btw.
Dus eerst 21% uitrekenen en dan 6%

Slide 16 - Tekstslide

Nu rustig en netjes alles uitrekenen en berekeningen opschrijven

Slide 17 - Tekstslide

31. Goed lezen wat
de vraag is.
32. Lees de eerste zin
van de vraag en dan weet je het antwoord.

33. Een echte leervraag

Besparing in bron is per jaar en de vraag is hoeveel ze per maand besparen.

Slide 18 - Tekstslide

34. als jij een eigen bedrijf zou hebben waarom neem je dan na een economische crisis niet gelijk vast personeel in dienst?
35. Een echte leervraag.
Weet je het niet meer bekijk dan
de video.
36. wat kan een voordeel zijn van 2 bedrijven 1 bedrijf te maken?

Slide 19 - Tekstslide

37. Wat is een voordeel als je in meerdere sectoren actief bent?
38. Hoeveel procent is € 16,64 miljard?
Wat moet je nu berekenen?
Welke formule?
Je hebt nog geen antwoord gegeven op de vraag. Wat is de vraag?
2015  4% gestegen tov 2014
Bedrag 2015 = € 16,64 miljard.
€ 16,64 miljard = 104%
Wat is de omzet in 2014?
Bereken de omzet van Randstad in de VS.
Hoevvel procent is de omzet in de VS?

Slide 20 - Tekstslide

39. Uit deze vraag kan je een antwoord voor vraag 36 halen.
Een echte leervraag.
40. Welke procentsom moet je
 hier gebruiken?
Op de volgende slide een uitleg filmpje. Het begint gelijk met de soorten procentsommen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

41. Als de rente laag is wat wordt dan gunstig?
Waarom is dit een voordeel voor de inwoners en de bedrijven?
42. Uitleg video krappe arbeids-
markt.

43. Dit weet je, even logisch nadenken.
Door een lage rente wordt lenen aantrekkelijk want dit wordt veel goedkoper.
Krappe arbeidsmarkt.
Kunnen bedrijven dan makkelijk of moeilijk aan personeel komen?
Dus dan wordt het antwoord?
Meer werkgelegenheid, de bestedingen nemen toe. dat betekent dus dat er meer gekocht wordt.

Slide 23 - Tekstslide

44. Lees goed. De eerste zin van de vraag zorgt ervoor dat je kan weten wat het antwoord moet worden.
Er staat in de zin dat de hoge rente gunstig is voor de economie in de EMU landen

Slide 24 - Tekstslide